In de Regeling Wet kinderopvang worden enkele aanpassingen doorgevoerd in de taaleis IKK. Een van de doelen van de aanpassingen is om duidelijkheid te geven over welke bewijsstukken aantonen dat iemand aan de taaleis IKK voldoet. Een ander doel van de voorgestelde aanpassingen is om de taaleis IKK minder knellend uit te laten pakken in de praktijk.
Verduidelijking bewijsstukken
In de regeling en bijbehorende toelichting wordt duidelijk gemaakt met welke bewijsstukken het vereiste taalniveau kan worden aangetoond. Deze eisen gelden voor bewijsstukken die zijn afgegeven vanaf 1 januari 2025. Bewijsstukken die vóór 2025 zijn afgegeven en die voldoen aan de cao Kinderopvang die gold in de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2024, blijven geldig.
Om taalniveau 3F of B2 aan te tonen, moet iemand gemiddeld een voldoende hebben gehaald (ten minste cijfer 5,5) voor de onderdelen gesprekken voeren, luisteren en spreken. Ook moet voor elk onderdeel ten minste een 5,0 zijn behaald. Er is dus compensatie mogelijk tussen de 3 onderdelen. Daarnaast mag ook op andere wijze blijken dat deze 3 onderdelen positief zijn beoordeeld.
Bij de hogere taalniveaus 4F, C1 of C2 hoeft alleen aangetoond te worden dat iemand dat taalniveau beheerst in algemene zin. Iemand hoeft dan dus niet aan te tonen dat hij of zij een voldoende heeft gehaald voor de onderdelen gesprekken voeren, luisteren en spreken. Daarnaast heeft iemand ook voldaan aan de taaleis IKK met diploma van een afgeronde Nederlandstalige vwo-, associate degree, hbo- of wo-opleiding. Binnen die opleidingen is het taalniveau namelijk 4F. Voorgestelde uitzonderingen op de taaleis IKKTaalniveau 3F of B2 wordt niet verplicht voor medewerkers in de buitenschoolse opvang. Zij moeten minimaal het lagere taalniveau 2F of B1 beheersen. Beroepskrachten die geboren zijn op of vóór 31 december 1964 krijgen 3 jaar extra tijd om aan de taaleis te voldoen. Zij moeten op 1 januari 2028 eraan voldoen. Ook komt er extra tijd voor medewerkers die in de tweede helft van 2024 langdurig afwezig zijn geweest, bijvoorbeeld door ziekte of (zwangerschaps)verlof.
Taaleis geldt niet in anderstalige opvang
De taaleis Nederlands gaat alleen gelden voor beroepskrachten die de Nederlandse taal als voertaal gebruiken. Beroepskrachten die volledig een andere voertaal spreken met de kinderen, hoeven niet aan de taaleis Nederlands te voldoen. Dit kan zijn Duits, Engels of Frans in de meertalige kinderopvang. Het kan ook gaan om Friessprekende beroepskrachten. Tot slot kan het gaan om beroepskrachten die uitsluitend een andere taal spreken omdat de herkomst van kinderen in specifieke omstandigheden hiertoe noodzaakt.
Deze uitzonderingen gelden pas nadat de ministeriële regeling definitief is gepubliceerd in de Staatscourant.
Deze uitzonderingen gelden pas nadat de ministeriële regeling definitief is gepubliceerd in de Staatscourant.
Reageer tot en met 12 mei op de internetconsultatie. De ontwerpregeling die de aanpassingen doorvoert in de taaleis staat nu online ter openbare (internet)consultatie. Iedereen die dat wil, kan reageren. Dit kan tot en met zondag 12 mei.
Bron: Rijksoverheid.nl