maandag 2 december 2002

Het gezicht van de Inspecteur-Generaal

Minister Frank de Grave van Defensie zette in 1998 een 'Veranderingsproces Defensie' in gang, dat vóór 2003 zou moeten zijn afgerond.
        Het veranderingsproces heeft onder  meer als doelstellingen: het vergroten van de wisselwerking tussen Defensie en de samenleving, het verbeteren van de informatievoorziening aan de bewindslieden en het verbeteren van het leervermogen van de organisatie.
        Een prominente rol in het Veranderingsproces Defensie is weggelegd voor de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK). De IGK is in de eerste plaats een soort ombudsman voor het leger, die bemiddelt bij individuele problemen van defensiepersoneel en veteranen. Het gaat dan bijvoorbeeld om conflicten over aanstelling, opleiding, carrièreverloop of herplaatsing. Maar de IGK is ook een vertrouwensman, waarop 'klokkenluiders' een beroep kunnen doen en waar men misstanden of ongewenst gedrag kan melden. De IGK kan zich los van de functionele en hiërarchische lijnen een beeld vormen van wat er binnen Defensie leeft. Hij dient de minister van Defensie gevraagd en ongevraagd van advies. Deze adviestaak is de laatste jaren versterkt doordat zijn rapportages elk kwartaal in zijn bijzijn worden besproken in het Politiek Beraad, de politieke top van het Ministerie. De ervaringen en aanbevelingen van de IGK worden betrokken bij de beleidsontwikkeling.
        "De IGK heeft zijn voelhoorns op de juiste plekken uitgezet. Zijn analyse komt geregeld overeen met die van de vakbond", zegt Ton Heerts, voorzitter van de Algemene Federatie van Militair Personeel. Maar of er iets mee wordt gedaan, hangt af van de bewindslieden. Het is goed dat de IGK in stilte en diplomatiek zijn werk doet, maar hij zou ook wel eens vaker zijn tanden mogen laten zien. In elk geval moet de vaste kamercommissie voor defensie de scherpte van zijn kritiek wel horen. De kamercommissie krijgt het jaarverslag van de IGK en nodigt hem uit voor een gesprek, maar heeft er dit jaar weinig aandacht aan geschonken en geen aanleiding gezien de minister te bevragen. Ton Heerts ziet het kennisniveau over defensie in het parlement achteruit gaan. De IGK zou een rol kunnen spelen bij het informeren van nieuwe kamerleden over hoe het militaire bedrijf in elkaar steekt.
        Nederland kan veel leren van Duitsland, waar de militaire ombudsman gekozen wordt door de Bondsdag en als 'hulporgaan van het parlement' daarin een eigen zetel heeft. Hij is volkomen onafhankelijk en kan van de minister van Defensie en alle ondergeschikte afdelingen en personen inzicht in de stukken verlangen. Als de minister weigert op grond van dwingende geheimhoudingsgronden, dan moet deze beslissing aan de defensiecommissie worden uitgelegd.
        Naast het achter de schermen aandringen op concrete oplossingen en de stille 'dreiging' van een onaangekondigd troepenbezoek is de publiciteit een belangrijk wapen. De Duitse ombudsman Willfried Penner: "Ik moet dat niet te vaak en ongericht gebruiken, maar ik kan de publiciteit als het moet doelgericht inzetten en ik ben daarin onafhankelijk". Ook zijn jaarverslag, waarover een openbaar debat plaatsvindt in de Bondsdag, voorafgegaan door een persconferentie, krijgt in de Duitse pers veel aandacht.
        Zijn Nederlandse collega luitenant-generaal C.J.M. de Veer, de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht, zetelt in een prachtig landhuis in de bossen van Hollandsche Rading bij Hilversum. Hij laat weten mee te willen werken aan een vraaggesprek. "Tenzij er een veto komt van het ministerie van Defensie in Den Haag, vanwege beleid dat wij hier ook niet begrijpen", wordt er aan toegevoegd. Het veto komt nog diezelfde dag en treft elk gesprek met wie dan ook van het bureau van de IGK. Woordvoerder kolonel C.J. van Vliet van het ministerie van Defensie: "Het is de vraag of er iemand geïnteresseerd is in de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht".
        Eén verandering is even simpel als noodzakelijk. De IGK heeft een eigen voorlichter nodig, die direct onder hem werkt op zijn bureau in Hilversum en niet verbonden is aan het ministerie. Deze zorgt voor een actief en open communicatiebeleid, niet alleen voor binnen de krijgsmacht, maar ook naar buiten. De inspecteur-generaal hoeft niet wekelijks in Nova, maar moet wel van tijd tot tijd zijn gezicht laten zien en een zekere naam en gezag opbouwen in de maatschappij. Hij mag zich wel eens wat vaker in het maatschappelijke debat over de krijgsmacht mengen en is zelfs de aangewezen persoon om het debat te entameren. Hij moet zich onafhankelijk van het ministerie kunnen opstellen en soms zelfs tegenover de minister.
        Het is de vraag of het Duitse model van een ombudsman in het parlement past in het Nederlandse staatsrecht. De huidige situatie heeft als voordeel dat de adviezen direct op de plek komen waar ze thuishoren: op het bureau van de minister. Een derde optie is een ombudsman buiten de politiek, zoals de Nationale Ombudsman. In elk geval is het goed als het instituut van Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht op den duur net als de Nationale Ombudsman in de Grondwet wordt verankerd en niet zoals nu bij Koninklijk Besluit. Zijn benoeming, taken en bevoegdheden kunnen bij wet worden geregeld. Daarbij gaat het niet in de eerste plaats om wat de IGK mag en moet, maar om zijn pad te effenen bij de instanties met wie hij zich verstaat. Zo regelt de Duitse wet bijvoorbeeld dat gemeenten medewerking moeten verlenen als de militaire ombudsman daar om vraagt.
        Tenslotte kan de Inspecteur-Generaal door het geven van concrete voorbeelden uit de praktijk meer dan tot nu toe een structurele bijdrage leveren aan de militaire opleiding en de stijl van leiding geven, het leren omgaan met kritiek en evaluatie, kortom de zo noodzakelijke cultuuromslag.



Ytzen Lont, 2 december 2002 (c) Stylo

Website van de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht: www.igk.nl

zondag 10 november 2002

Duitse soldaat heeft eigen man in het parlement

Toen West-Duitsland tien jaar na de oorlog op aandringen van de Navo weer een leger begon op te bouwen, waren de Duitsers zelf nog wel het meest bezorgd, door de gruwelijke les van de Duitse geschiedenis. Elk machtsmisbruik moest worden uitgesloten en het primaat van de politiek moest absoluut gegarandeerd zijn. Daarom is de binding van het leger met parlement en maatschappij met Duitse grondigheid geregeld. Zo kan de defensiecommissie van de Bondsdag zichzelf zonder veel plichtplegingen omzetten tot parlementaire enquêtecommissie en getuigen onder ede horen. Verder is in de grondwet vastgelegd: "Ter bescherming van de grondrechten en als hulporgaan van de Bondsdag bij de uitoefening van de parlementaire controle wordt een 'Wehrbeauftragte' aangewezen", een militaire ombudsman.

De Bundeswehr noemt zichzelf een parlementair leger. Terwijl in Nederland een parlementaire enquêtecommissie zich buigt over de verstoorde communicatie tussen politiek en krijgsmacht, valt er misschien wat te leren van de man die elke Duitse soldaat een direct lijntje met het parlement moet geven.

De Duitse militaire ombudsman wordt gekozen door het parlement, de Duitse Bondsdag, en neemt daarin een eigen plaats in. Letterlijk, want voor hem is een speciale, vooruitgeschoven zetel gereserveerd, vlakbij het presidium. Hij is geen afgevaardigde, maar ook geen ambtenaar.

De huidige ombudsman, Dr. Willfried Penner (geb. 1936) is een gepromoveerd jurist, die zijn carrière begon als Officier van Justitie in Wuppertal, om die functie al snel te verruilen voor de politiek. In 1972 kwam hij voor de SPD in de Bondsdag en begin jaren '80 was hij staatssecretaris van Defensie onder Helmut Schmidt. Na jarenlange parlementaire ervaring, o.a. als vice-fractievoorzitter van de SPD, werd hij in 2000 tot militaire ombudsman gekozen.

Willfried Penner spreekt in de Bondsdag

"Parlementaire ervaring is voor een militaire ombudsman zeker geen nadeel", zegt Penner. "Al gaat het niet om partijpolitiek, het is een politiek ambt. Het politieke karakter neemt de laatste jaren alleen maar toe door de ingrijpende veranderingen bij de krijgsmacht." De ombudsman kijkt nauwlettend toe op de gevolgen voor de soldaten. Stevige bezuinigingen, inzet in oorlogsgebieden, vrouwen onder de wapenen, het handhaven van de dienstplicht voor mannen, het 'overnemen' van het DDR-leger. Het is goed dat hij de politiek door en door kent, vindt Penner, om brekebenen te voorkomen.
De ombudsman kan maatregelen formeel niet afdwingen. "Dat zou zich niet verdragen met de scheiding der machten", zegt Penner, die hecht aan het dualisme. "Ik ben geen onderdeel van de uitvoerende macht. Maar dat wil niet zeggen dat ik weerloos en zonder tanden ben", roept hij strijdlustig. De ombudsman moet een ervaren en gezaghebbend persoon zijn. Elke Duitse man of vrouw (Penners voorganger was een vrouw) boven de 35 jaar kan verkozen worden. Voor zijn verkiezing, in een geheime stemming door de Bondsdag, is een absolute meerderheid vereist. Zijn onafhankelijkheid wordt versterkt doordat de ambtstermijn een jaar langer is dan de gebruikelijke vierjarige parlementsperiode, waarna herverkiezing mogelijk is.
Penner: "De directe afleiding uit de grondwet en de noodzaak van een brede meerderheid in het parlement leidt er toe dat de militaire ombudsman zich kan beroepen op een sterke politieke legitimatie, die voor zijn werk onmisbaar is. Hij is op het gezag van zijn ambt en zijn persoon aangewezen".

In de Duitse wet is vastgelegd dat elke soldaat het recht heeft, zonder de officiële dienstweg te bewandelen, zich rechtstreeks tot de militaire ombudsman te wenden en dat hij of zij daar geen nadelen of tegenmaatregelen van mag ondervinden. De ombudsman beklemtoont dat elke militair zonder schroom zijn hart moet kunnen uitstorten en dat daarbij ook emotionele overdrijving of te snelle conclusies worden gerespecteerd, zolang het niet om bewuste leugens of belediging gaat. Soms zijn het familieleden die zich tot hem wenden. De ombudsman mag te allen tijde onaangekondigd alle troepenonderdelen, staven en organen van het leger bezoeken. Bij strafprocessen, disciplinaire maatregelen of bezwaarprocedures van militairen heeft hij dezelfde rechten als de advocaat: hij mag alle akten inzien en zittingen bijwonen, ook als die achter gesloten deuren worden gehouden. Verder kan de militaire ombudsman van de minister van Defensie en van alle aan de Minister ondergeschikte afdelingen en personen informatie of inzicht in de stukken verlangen. Dit recht kan hem alleen geweigerd worden als dwingende geheimhoudingsgronden zich daartegen verzetten en in dat geval moet deze beslissing aan de defensiecommissie van de Bondsdag worden uitgelegd.
De defensiecommissie kan de 'Wehrbeauftragte', die de commissievergaderingen regelmatig bijwoont, vragen een kwestie in behandeling te nemen. "Maar ik ben geen aanhangsel van de defensiecommissie!", roept Willfried Penner vrijgevochten. "Er is geen sprake van hiërarchie. De ombudsman is vrij en niet aan aanwijzingen gebonden. Dat was voor mij ook een wezenlijke voorwaarde voor mijn kandidatuur. Anders had ik het niet gedaan!"

De Duitse militaire ombudsman heeft de wettelijke taak op twee zaken bijzonder te letten: hij komt op eigen initiatief in actie als hem langs welke weg dan ook omstandigheden bekend worden die wijzen op een schending van de grondrechten van de soldaten of van de grondbeginselen der 'Innere Führung'. Dat laatste begrip, letterlijk interne (of innerlijke) leiding, laat zich wat moeilijk vertalen, maar wordt in een Nederlands woordenboek goed weergegeven met 'maatschappelijke vorming van de soldaten'. Hiermee krijgt naast de militaire training ook de politieke vorming en het voortdurend ontwikkelen van een eigentijdse manier van leiding geven een belangrijke rol. Het is de democratische tegenhanger van het aloude Befehl ist Befehl.

De ombudsman: "Vanwege onze slechte ervaringen in het verleden zijn we wars van militarisme en willen we ons hoeden voor een staat in de staat. Soldaten zijn gewone burgers in uniform, die ook als individu een rol vervullen in de maatschappij. Ze zijn niet rechteloos. Dat betekent: geen kadaverdiscipline en geen vernederingen. Het is een belangrijke taak van de militaire ombudsman daar op toe te zien." Slechte voorbeelden die de ombudsman signaleert, kunnen later worden gebruikt in de militaire opleiding. De ombudsman in zijn jaarverslag: "In militaire structuren heerst duidelijke taal. In gevechtssituaties kan de toon scherper worden. Maar nooit mag een soldaat in zijn eer geschonden of belachelijk gemaakt worden. Een officier bekritiseerde zijn ondergeschikte soldaten met "Ik geloof dat ik hier alleen maar door idioten omgeven wordt". Zulke waardeoordelen, voorzien van de autoriteit van een meerdere, is niet te verenigen met de grondbeginselen van de Innere Führung."

Natuurlijk gaat een heel groot deel van de klachten die de ombudsman bereiken over personele aangelegenheden: huisvesting, overplaatsing, carrièreperspectieven. Maar soms ook bemoeit de ombudsman zich direct met de toestand aan het front. In Kaboel kregen Duitse soldaten de opdracht met een ongepantserde luidsprekerwagen rond te rijden om de bevolking te informeren over de machtswisseling. Hoewel het krijgsgewoel nog nauwelijks verstomd was, werd niet gedacht aan extra beveiliging. De betrokken soldaten vroegen de ombudsman om raad, die per omgaande liet weten dat dit niet kon. Penner: "Dit raakt het grondrecht aller grondrechten: het eigen leven." Voortaan werd de luidsprekerwagen door pantserwagens omgeven.

In Macedonië werden soldaten van de Duitse marechaussee ingezet als persoonsbeveiliger voor een Navo-ambassadeur. Ze moesten hun dienst bewapend, in burgerkleding verrichten. Ze legden hun bedenkingen, waarvoor ze bij hun superieuren geen gehoor vonden, voor aan de ombudsman. Die liet snel nagaan of deze opdracht wel paste binnen het VN-mandaat van de humanitaire missie. Hij liet het ministerie van Defensie onmiddellijk weten dat de opdracht strijdig was met het mandaat en dus geen rechtsgrond had. Defensie was het daar eigenlijk wel mee eens. Toch werd de opdracht, een vriendendienst van Buitenlandse Zaken, niet direct gestopt. Willfried Penner kan zich er nog over opwinden. "Op dat moment had ik graag even uitvoerende macht gehad om direct in te kunnen grijpen. Stel dat de soldaten zich gedwongen hadden gezien het vuur te openen. Ze zouden geweld hebben gebruikt zonder rechtsgrond en daarvan de consequenties moeten dragen." Voor de ombudsman was dit duidelijk een geval van eens maar nooit weer. "Als het zich weer voor zou doen, zou ik onmiddellijk de publiciteit zoeken, in het belang van de soldaten!"

De publiciteit is, naast het achter de schermen aandringen op concrete oplossingen en de stille 'dreiging' van een onaankondigd troepenbezoek, het belangrijkste wapen van de ombudsman: "Ik moet dat niet te vaak en ongericht gebruiken, maar ik kan de publiciteit als het moet doelgericht inzetten en ik ben daarin onafhankelijk." Ook zijn jaarverslag, waarover een openbaar debat plaatsvindt in de Bondsdag, voorafgegaan door een persconferentie, krijgt in de Duitse pers veel aandacht.

De manier waarop de Duitsers na de oorlog de politiek-maatschappelijk inbedding hebben georganiseerd trekt veel belangstelling uit het buitenland. Uit Japan, waar ook de angst voor een militaire kaste leeft; uit Indonesië, waar de politiek op zoek is naar een nieuwe verhouding tot het leger; uit Oost-Europa, waarvoor de omvorming van het DDR-leger een proeftuin is. Penner: "Maar het zijn juist de westerse bondgenoten die erg terughoudend reageren op Duitse concepten als 'Innere Führung' of een ombudsman in het parlement. Ze vinden het een typische vorm van Duitse overdrijving. Voor hen is het leger een gewoon staatsorgaan."

Penner verwacht dat dit in de toekomst wrijvingen zal gaan geven bij de samenwerking in internationale legereenheden. Hij pleit voor het ontwikkelen van een Europese militaire rechtsorde. Daarin moeten de rechten en plichten van de soldaten worden vastgelegd, waaronder ook de beroepsmogelijkheden.

Penner ziet ook een dilemma opdoemen voor Duitse soldaten in Afghanistan, als zij Al Quaida strijders zouden moeten overleveren aan de Amerikanen om gevangen te worden gezet in Guantanamo Bay op Cuba "op een wijze waarvoor volgens het oorlogsrecht elke rechtsgrond ontbreekt".

In de samenwerking met Nederland, zoals in het Duits-Nederlandse Legerkorps in Münster, ziet Penner niet zoveel problemen, al wordt hier op één werkplek met twee verschillende rechtstelsels gewerkt. "De Nederlanders zijn erg pragmatisch", aldus Penner, "ze staan onbevangener tegenover de Duitse praktijk dan de Engelsen of de Fransen en als er problemen ontstaan, dan worden die praktisch opgelost." Om geen van beide landen te benadelen, is de officiële voertaal in het binationale korps Engels. De praktijk leert dat er in Münster wel sprake is van grote cultuurverschillen. In de ogen van de Nederlanders werken de Duitse collega's erg hiërarchisch en nemen ze geen initiatief zonder een concrete opdracht, terwijl de Nederlanders taakgerichter zijn.

Het Duits-Nederlandse Legerkorps zal begin volgend jaar de leiding van de militaire operatie in Afghanistan (ISAF) overnemen van Turkije. De Wehrbeauftragte heeft zijn officiële plaatsvervanger Dr. Harald Seidel er op uitgestuurd om de Duitse ISAF-troepen te bezoeken om er voor te zorgen dat de uitzending naar Afghanistan met de nodige voorzorg omgeven wordt en er voor te waken dat "het prerogatief van het parlement gewaarborgd blijft". Immers, Duitse soldaten mogen niet worden uitgezonden zonder instemming van de Bondsdag. De militaire ombudsman noemt zichzelf "een vroegtijdig waarschuwingssysteem voor het parlement". Hij ziet nauwlettend toe op de gevolgen van besluiten van de regering en het parlement voor de soldaten zelf. Zo voorkomt de 'eigen man' in het parlement dat de lijn tussen Jan Soldaat en de politiek verstopt raakt. 

Ytzen Lont, 10 november 2002 (c) Stylo

zaterdag 20 juli 2002

Uit de kast: eerste

Uit de kast
Het lot wijst een boek, bladzijde, zin en woord uit de kast
van Ytzen Lont

Confrontatie, Gert Berg in gesprek met Willem Aantjes [e.a.] (p20, r5):
"In die eerste weken heeft u zo'n vier- tot vijfduizend brieven gehad, waarvan slechts twee procent een negatief karakter had, niet waar?"

        Het eerste woord dat het lot aanwijst, is het woord eerste. 
        Vijftien vraaggesprekken van Gert Berg voor Veronica-radio (1980-'84) zijn alfabetisch gebundeld. Aantjes als eerste, dankzij die koninklijke lettercombinatie AA. Twee duivelse letters zouden Aantjes' politieke lot bepalen.
        Willem Aantjes was de eerste fractieleider van het CDA, toen nog een federatie van KVP, ARP en CHU. Net als Mozes mocht hij het beloofde land niet zien, want twee jaar voordat het CDA in 1980 als partij werd opgericht, moest hij het veld ruimen. Prof. Lou de Jong van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie vertelde in een direct voor de televisie uitgezonden persconferentie, dat Aantjes lid van de SS was geweest en kampbewaker in Assen. Het was niet de eerste keer dat gesproken werd over Aantjes' oorlogsverleden, wel de eerste keer dat die duivelse letters SS vielen. Aantjes' verweer mocht niet meer baten, al werd later door de onderzoekscommissie bevestigd: hij was via de Germaanse SS uit Duitsland gevlucht en in Assen gevangen gezet. 
        Mijn eerste reactie na die persconferentie was vol afschuw en afkeer. Van Aantjes, de politiek en christendommigheid. Maar ook ik schreef in die eerste weken een brief, geplaatst in een lokaal dagblad (*), waarin ik het opnam voor Aantjes en zijn gedachtengoed. Aantjes was de eerste die mij werkelijk had weten te interesseren voor de politiek, door zijn beroemde 'Bergrede' op 23 augustus 1975. Die datum weet ik nog uit het hoofd. Het eerste CDA-congres, waar Aantjes roet in het eten strooide van het fusiefeestje. Back to the roots. CDA-ers moeten elkaar ààn kunnen spreken op de grondslag en het evangelie vertalen in praktische politiek. Recht doen en opkomen voor de zwakken in de samenleving. "De hongerigen wòrden niet gevoed…!"
        In het radio-interview met Gert Berg op 7 oktober 1984 zegt Aantjes: "Ik krijg nog steeds brieven. Het aantal is afgenomen, maar opgehouden is het nooit". Zelf schreef ik Aantjes in 1982 over de verkiezingen van dat jaar, waarbij ik Joop den Uyl zou stemmen. Zijn antwoord kwam er in het kort op neer: stem liever Hans de Boer (een 'linkse' CDA-er) dan Dries van Agt, liever PvdA dan een kleine partij en in dat geval liever de onverkiesbare Roethof ("schandelijk door zijn partij behandeld") dan Den Uyl. Vele jaren later schreef ik hem nog eens, met de vraag wanneer hij met zijn memoires komt. Het antwoord is in zekere zin gegeven door Roelof Bouwman met zijn boek 'De val van een bergredenaar; Het politieke leven van Willem Aantjes' (2002), waarbij gebruik is gemaakt van Aantjes' eigen archief en gesprekken met hem.
        Ook prof. Lou de Jong schreef ik jaren later eens een brief. Zou hij achteraf niet milder over Aantjes denken? Het antwoord was prompt en onverbiddelijk. Aantjes had alles aan zichzelf te danken.  

Ytzen Lont, 20 juli 2002 (c) Stylo

zondag 30 juni 2002

EGKS

DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR KOLEN EN STAAL

In 2002 was het vijftig jaar geleden dat de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) werd opgericht, een voorloper van de Europese Unie.
Men vergeet wel eens dat de Europese Unie in de eerste plaats een vredesproject is.

Na de verschrikkelijke Tweede Wereldoorlog stond Europa voor de vraag hoe er toch een einde kon komen aan de vele oorlogen die Frankrijk en Duitsland al eeuwen uitvochten. Jean Monnet was in 1952 één van de grondleggers van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.
Een Gemeenschap als antwoord op oorlog.

De aandacht voor dit jubileum deed mij weer eens grijpen naar een boeiend boekje in mijn boekenkast:Geloof en Oorlog uit 1931. Het is een bundel lezingen over het 'Vredesvraagstuk', georganiseerd door de Nederlands Hervormde Gemeente in Groningen in 1931.

Daarin staat onder andere een lezing van prof. J. de Zwaan, theoloog, bijbelvertaler en kamerlid.
Uit zijn lezing blijkt duidelijk dat de gedachte aan een supranationaal orgaan voor het Europese kolen- en staalgebied al ver vòòr de Tweede Wereldoorlog leefde.

Prof. De Zwaan betoogt dat "de nationale staten met hunne landsgrenzen de organen zijn, waardoor de volkeren hun welvaart trachten te handhaven of te vergrooten. Zoo wordt de vrede onder de volkeren tot een economisch vraagstuk".   

Volgens hem zijn er echter ook andere natuurlijke grenzen, die betrekking hebben op bodemschatten, welvaartsmiddelen, verkeer en andere stoffelijke zaken. Hij stelt:

"Men zou zich b.v. een wetgeving kunnen voorstellen, die niet door 'politieke' volksorganen werd geschapen, maar door supranationale lichamen, wier bestaan berustte op de eenheid van wat God aldus in grenzen heeft gesloten (…).
De door zulke lichamen in het leven geroepen bepalingen zouden dan bindende kracht hebben voor allen, wier bestaan direct betrokken is bij een van deze scheppingseenheden.
Zoo zou b.v. door één internationaal saamgesteld lichaam een Sociale Wetgeving geschapen kunnen worden voor heel het kolen- en ijzergebied van West-Europa, geldende voor allen die in die industrieën betrokken zijn. (…) 
En zulke lichamen zouden direct op eenigerlei wijze door de betrokkenen kunnen worden samengesteld, terwijl hun budget wederom direct uit de hulpbronnen van die 'natuurlijke economische eenheden' zou moeten geput worden."

En verder zegt prof. De Zwaan: "We zijn er nog in de verste verte niet aan toe, dat deze lijn practisch getrokken wordt, maar, indien men op die lijn vorderingen maakte, zou zeker wel de sociale factor in het probleem van den wereldvrede goeddeels geneutraliseerd zijn. En tegelijk zou de economische factor een aanmerkelijk deel van zijn gevaarlijkheid verliezen. Volkomen zeker is het toch, dat het er met den vrede steeds slecht zal blijven uitzien, zoolang de natiën door middel van hare politieke organen alles wat Gods wereld biedt als een roof trachten te deelen."

Zeventig jaar oude woorden, nog steeds actueel. Geen roofbouw en geen onderlinge strijd tussen wereldmachten om de schaarse hulpbronnen (denk aan de olie), maar de natuurlijke hulpbronnen juist inzetten voor onderlinge samenwerking.

Ytzen Lont, 30 juni 2002 (c) Stylo

zondag 10 februari 2002

Fundamentalisme - het begrip

Fundamentalisme is "moorden om macht en zich daarbij verschuilen achter het geloof" las ik in de krant. Zo opgevat is fundamentalisme altijd verwerpelijk. Fundamentalisme wordt steeds vaker opgevat als extremistisch geweld. Maar die definitie heeft de nieuwste Van Dale nog niet bereikt. Volgens Van Dale is fundamentalisme een "zeer orthodoxe, anti-liberale theologische richting, met een sterk anti-intellectuele inslag, m.n. in het christendom en de islam, maar ook in de politiek". De Grote Winkler Prins leert dat het begrip is afgeleid van 'The Fundamentals, a testimony of truth', een populaire serie boekjes vanaf 1910. De beweging kwam op in 1870 en kreeg in de twintigste eeuw veel aanhang in de Verenigde Staten. Een gevleugelde uitdrukking van christen-fundamentalisten is, dat zij de Bijbel geloven "van kaft tot kaft". Zij hebben met moslim-fundamentalisten gemeen dat zij zich verzetten tegen het modernisme en zich daarbij beroepen op een letterlijke uitleg van hun eeuwenoude geschriften. Bij joden spreekt men eerder van ultra-orthodox (religieus) of extreem-rechts (politiek). In de politiek komt men het begrip ook tegen bij de Duitse Groenen: de Fundis tegenover de Realos.

De meeste fundamentalisten die ik gesproken heb, waren bedaarde en vredelievende lieden. Het is natuurlijk een definitiekwestie. Toch is deze begripsbeperking niet helemaal zonder risico. In hetzelfde krantenstukje lees ik: "Ik wil het helemaal niet, maar ik merk aan mezelf, dat ik nauwelijks nog waarde hecht aan wat goedwillende moslims zeggen." Zo leidt begripsbeperking inderdaad tot beperking van begrip. 

Ytzen Lont, 10 februari 2002 (c) Stylo