Prof. dr. Hans Amman, vice-voorzitter van het college van bestuur van de Universiteit Utrecht verlaat februari 2014 na acht jaar de Universiteit Utrecht. Hij is benoemd tot lid en vice-voorzitter van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam. Hans Amman (1957) is sinds 2006 lid van het college van bestuur van de Universiteit Utrecht. Hij is onder meer verantwoordelijk voor de financiën, huisvesting, bedrijfsvoering en ICT van de universiteit.
De voorzitter van de Raad van Toezicht van de Universiteit Utrecht, prof. dr. Emmo Meijer, spreekt grote waardering uit voor Ammans jarenlange inzet voor de universiteit: "Hij heeft een grote bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van een topuniversiteit. Hans Amman heeft daarbij gezorgd voor een sterk verbeterde financiële situatie."
Hans Amman zegt zelf over zijn vertrek: "Bij de Universiteit Utrecht heb ik acht mooie en leerzame jaren gehad en met heel veel plezier gewerkt. De accenten lagen op financiën en huisvesting, twee onderdelen die nu in rustig vaarwater zijn gekomen. Het is tijd voor een nieuwe uitdaging."
Financiële projecten
Hans Amman maakte ik mee als voorzitter van de stuurgroep Financiële Projecten, waarvan ik (Ytzen Lont, Stylo) ambtelijk secretaris was. We vergaderden minstens elke twee weken. Het ging om universiteitsbrede veranderingstrajecten in de financiële dienstverlening, waaronder het bundelen van alle financieel-administratieve medewerkers van de universiteit in een administratief servicecentrum en een kwaliteitsimpuls voor de universitaire controllers. Ik leerde hem kennen als een joviale en humorvolle bestuurder, die schijnbaar uit de losse pols door het stellen van de juiste vragen snel tot de kern wist te komen. Als een vergadering wat stroef verliep kon hij ineens opstaan en met de koffie rondgaan, intussen zijn kritische vragen afwisselend met een vlotte grap. Ik denk er met veel plezier aan terug.
Bron: website Universiteit Utrecht + eigen herinnering.
donderdag 31 oktober 2013
Wikipedianen bij bibliotheken
Per 1 november gaan twee "Wikipedians in Special Residence" aan de slag bij twaalf speciale Nederlandse bibliotheken. De Wikipedianen Hans Muller en Arie Sonneveld gaan dan veertien maanden lang de kennis en gegevens van deze bibliotheken en Wikipedia verbinden. Ze hopen daarmee de diversiteit en de kwaliteit van Wikipedia te vergroten door inzet van de collecties en de kennis van de instellingen. Het project wordt uitgevoerd onder auspiciën van de Werkgroep Speciale Wetenschappelijke Bibliotheken (WSWB), een samenwerkingsverband van 25 Nederlandse bibliotheken.
Sonneveld en Muller zijn allebei ervaren Wikipedianen. Ze hebben duizenden artikelen in Wikipedia bewerkt en honderden lemmata geschreven. Muller heeft een achtergrond als natuurkundige en archivist. Hij werkte onder meer als sterrenkundige in Rome, als docent en als organisator bij Wikimedia Nederland. Sonneveld studeerde in Wageningen, is redacteur en vertaler en werkte in het management van boekhandel en bibliotheek. Met hun brede belangstelling zijn ze samen in staat de zeer uiteenlopende aandachtsgebieden van de twaalf betrokken bibliotheken op een goede manier te betrekken bij Wikipedia (en andersom). Ook een Wikitraining voor bibiotheekmedewerkers staat op het programma.
Zie: https://nl.wikimedia.org/wiki/Wikipedians_in_Special_Residence
Sonneveld en Muller zijn allebei ervaren Wikipedianen. Ze hebben duizenden artikelen in Wikipedia bewerkt en honderden lemmata geschreven. Muller heeft een achtergrond als natuurkundige en archivist. Hij werkte onder meer als sterrenkundige in Rome, als docent en als organisator bij Wikimedia Nederland. Sonneveld studeerde in Wageningen, is redacteur en vertaler en werkte in het management van boekhandel en bibliotheek. Met hun brede belangstelling zijn ze samen in staat de zeer uiteenlopende aandachtsgebieden van de twaalf betrokken bibliotheken op een goede manier te betrekken bij Wikipedia (en andersom). Ook een Wikitraining voor bibiotheekmedewerkers staat op het programma.
Zie: https://nl.wikimedia.org/wiki/Wikipedians_in_Special_Residence
dinsdag 29 oktober 2013
Rode Kruis: kernwapens nooit toestaan
Het Nederlandse Rode Kruis is zeer teleurgesteld over de beleidsbrief kernwapens die minister Timmermans onlangs aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. Ondanks aandacht voor de humanitaire gevolgen van kernwapens, blijft de minister vasthouden aan het NAVO-beleid dat gebruik van deze wapens niet uitsluit. Het Nederlandse Rode Kruis vindt dat Nederland een eigen verantwoordelijkheid heeft en zich onafhankelijker moet opstellen in deze discussie.
Geen actie of concrete uitspraken
Hanneke van Sambeek, lid van het management team van het Nederlandse Rode Kruis: “We zijn blij dat de minister in deze beleidsbrief erkent dat de gevolgen van een nucleaire explosie desastreus zijn voor mens, natuur en milieu. Maar we zijn teleurgesteld in het feit dat hij geen concrete uitspraken of acties daaraan koppelt, waaruit blijkt dat Nederland zich daadwerkelijk hard maakt voor het vermijden van deze gevolgen. Noodhulpverlening na een nucleair incident is zo goed als onmogelijk. Overal ter wereld staan we ook als Rode Kruis dan machteloos.”
Proactief
De aandacht voor de humanitaire gevolgen van nucleaire wapens mag volgens de minister niet verworden tot een discussie over het eenvoudigweg verbieden en illegaal verklaren van deze wapens. Daarmee wordt elke mogelijke opening in het debat genegeerd en zit de discussie rondom ontwapening en non-proliferatie nog steeds op slot. Onlangs gaven 125 landen aan dat kernwapens in geen geval ingezet mogen worden. Nederland zat daar helaas niet bij. Van Sambeek: “Nederland moet zich niet verschuilen achter grootmachten, maar het voorbeeld van bijvoorbeeld Noorwegen volgen. De minister geeft aan aanjager en bruggenbouwer te willen zijn, daar hoort een proactief beleid bij.“
Bron: persbericht Nederlandse Rode Kruis, 24.10.2013
Geen actie of concrete uitspraken
Hanneke van Sambeek, lid van het management team van het Nederlandse Rode Kruis: “We zijn blij dat de minister in deze beleidsbrief erkent dat de gevolgen van een nucleaire explosie desastreus zijn voor mens, natuur en milieu. Maar we zijn teleurgesteld in het feit dat hij geen concrete uitspraken of acties daaraan koppelt, waaruit blijkt dat Nederland zich daadwerkelijk hard maakt voor het vermijden van deze gevolgen. Noodhulpverlening na een nucleair incident is zo goed als onmogelijk. Overal ter wereld staan we ook als Rode Kruis dan machteloos.”
Proactief
De aandacht voor de humanitaire gevolgen van nucleaire wapens mag volgens de minister niet verworden tot een discussie over het eenvoudigweg verbieden en illegaal verklaren van deze wapens. Daarmee wordt elke mogelijke opening in het debat genegeerd en zit de discussie rondom ontwapening en non-proliferatie nog steeds op slot. Onlangs gaven 125 landen aan dat kernwapens in geen geval ingezet mogen worden. Nederland zat daar helaas niet bij. Van Sambeek: “Nederland moet zich niet verschuilen achter grootmachten, maar het voorbeeld van bijvoorbeeld Noorwegen volgen. De minister geeft aan aanjager en bruggenbouwer te willen zijn, daar hoort een proactief beleid bij.“
Bron: persbericht Nederlandse Rode Kruis, 24.10.2013
dinsdag 22 oktober 2013
Minder jongeren in instellingen
De Utrechtse jeugdzorg heeft de laatste jaren het aantal residentiële plaatsen (zorg voor kinderen in een instelling) met ruim 15% afgebouwd. Hiermee is een van de belangrijkste beleidsdoelstellingen van de provincie, bureau Jeugdzorg Utrecht en Utrechtse aanbieders van Jeugd & Opvoedhulp gerealiseerd. Het gaat om Utrechtse plaatsingen (exclusief pleegzorgplaatsingen) bij de volgende aanbieders van Jeugd & Opvoedhulp: Intermetzo (voorheen Joozt), SGJ, Reinaerde, Lijn 5, Youké (voorheen Trajectum en Zandbergen), Timon, Leger de Heils, De Rading en De Lindenhorst. Residentiële plaatsingen zijn de meest zware, intensieve en kostbare vormen van jeugdhulp. De nieuwe stelselwijziging in de jeugdzorg is er onder andere op gericht om zware vormen van zorg zoveel mogelijk af te bouwen naar lichtere vormen als pleegzorg en ambulante jeugdzorg (buiten een instelling). Hiermee zullen kinderen en jeugdigen minder snel uit hun vertrouwde omgeving worden gehaald. Het percentage heeft betrekking op de provinciale Jeugdzorg. Per januari 2015 krijgen de gemeenten de verantwoordelijkheid voor alle vormen van jeugdhulp, waaronder de residentiële jeugdhulp.
De gewenste afbouw van de residentiele zorg is onder andere geslaagd dankzij extra investeringen in pleegzorg en een nieuwe, uitstroomgerichte financieringssystematiek vanuit de provincie Utrecht. In deze nieuwe systematiek ligt de nadruk op het succesvol afsluiten van "cliënttrajecten" in plaats van bezetting van capaciteitsplaatsen. De provincie wil deze succesvolle lijn, samen met de Utrechtse instellingen en Utrechtse gemeenten in 2014 doorzetten, zodat de gemeenten in 2015 hun nieuwe rol optimaal kunnen uitvoeren.
Bron: persbericht provincie Utrecht 18 oktober 2013.
Zie ook: https://www.provincie-utrecht.nl/jeugdzorg .
De gewenste afbouw van de residentiele zorg is onder andere geslaagd dankzij extra investeringen in pleegzorg en een nieuwe, uitstroomgerichte financieringssystematiek vanuit de provincie Utrecht. In deze nieuwe systematiek ligt de nadruk op het succesvol afsluiten van "cliënttrajecten" in plaats van bezetting van capaciteitsplaatsen. De provincie wil deze succesvolle lijn, samen met de Utrechtse instellingen en Utrechtse gemeenten in 2014 doorzetten, zodat de gemeenten in 2015 hun nieuwe rol optimaal kunnen uitvoeren.
Bron: persbericht provincie Utrecht 18 oktober 2013.
Zie ook: https://www.provincie-utrecht.nl/jeugdzorg .
Abonneren op:
Posts (Atom)