Het veranderingsproces heeft onder meer als doelstellingen: het vergroten van de wisselwerking tussen Defensie en de samenleving, het verbeteren van de informatievoorziening aan de bewindslieden en het verbeteren van het leervermogen van de organisatie.
Een prominente rol in het Veranderingsproces Defensie is weggelegd voor de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK). De IGK is in de eerste plaats een soort ombudsman voor het leger, die bemiddelt bij individuele problemen van defensiepersoneel en veteranen. Het gaat dan bijvoorbeeld om conflicten over aanstelling, opleiding, carrièreverloop of herplaatsing. Maar de IGK is ook een vertrouwensman, waarop 'klokkenluiders' een beroep kunnen doen en waar men misstanden of ongewenst gedrag kan melden. De IGK kan zich los van de functionele en hiërarchische lijnen een beeld vormen van wat er binnen Defensie leeft. Hij dient de minister van Defensie gevraagd en ongevraagd van advies. Deze adviestaak is de laatste jaren versterkt doordat zijn rapportages elk kwartaal in zijn bijzijn worden besproken in het Politiek Beraad, de politieke top van het Ministerie. De ervaringen en aanbevelingen van de IGK worden betrokken bij de beleidsontwikkeling.
"De IGK heeft zijn voelhoorns op de juiste plekken uitgezet. Zijn analyse komt geregeld overeen met die van de vakbond", zegt Ton Heerts, voorzitter van de Algemene Federatie van Militair Personeel. Maar of er iets mee wordt gedaan, hangt af van de bewindslieden. Het is goed dat de IGK in stilte en diplomatiek zijn werk doet, maar hij zou ook wel eens vaker zijn tanden mogen laten zien. In elk geval moet de vaste kamercommissie voor defensie de scherpte van zijn kritiek wel horen. De kamercommissie krijgt het jaarverslag van de IGK en nodigt hem uit voor een gesprek, maar heeft er dit jaar weinig aandacht aan geschonken en geen aanleiding gezien de minister te bevragen. Ton Heerts ziet het kennisniveau over defensie in het parlement achteruit gaan. De IGK zou een rol kunnen spelen bij het informeren van nieuwe kamerleden over hoe het militaire bedrijf in elkaar steekt.
Nederland kan veel leren van Duitsland, waar de militaire ombudsman gekozen wordt door de Bondsdag en als 'hulporgaan van het parlement' daarin een eigen zetel heeft. Hij is volkomen onafhankelijk en kan van de minister van Defensie en alle ondergeschikte afdelingen en personen inzicht in de stukken verlangen. Als de minister weigert op grond van dwingende geheimhoudingsgronden, dan moet deze beslissing aan de defensiecommissie worden uitgelegd.
Naast het achter de schermen aandringen op concrete oplossingen en de stille 'dreiging' van een onaangekondigd troepenbezoek is de publiciteit een belangrijk wapen. De Duitse ombudsman Willfried Penner: "Ik moet dat niet te vaak en ongericht gebruiken, maar ik kan de publiciteit als het moet doelgericht inzetten en ik ben daarin onafhankelijk". Ook zijn jaarverslag, waarover een openbaar debat plaatsvindt in de Bondsdag, voorafgegaan door een persconferentie, krijgt in de Duitse pers veel aandacht.
Zijn Nederlandse collega luitenant-generaal C.J.M. de Veer, de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht, zetelt in een prachtig landhuis in de bossen van Hollandsche Rading bij Hilversum. Hij laat weten mee te willen werken aan een vraaggesprek. "Tenzij er een veto komt van het ministerie van Defensie in Den Haag, vanwege beleid dat wij hier ook niet begrijpen", wordt er aan toegevoegd. Het veto komt nog diezelfde dag en treft elk gesprek met wie dan ook van het bureau van de IGK. Woordvoerder kolonel C.J. van Vliet van het ministerie van Defensie: "Het is de vraag of er iemand geïnteresseerd is in de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht".
Eén verandering is even simpel als noodzakelijk. De IGK heeft een eigen voorlichter nodig, die direct onder hem werkt op zijn bureau in Hilversum en niet verbonden is aan het ministerie. Deze zorgt voor een actief en open communicatiebeleid, niet alleen voor binnen de krijgsmacht, maar ook naar buiten. De inspecteur-generaal hoeft niet wekelijks in Nova, maar moet wel van tijd tot tijd zijn gezicht laten zien en een zekere naam en gezag opbouwen in de maatschappij. Hij mag zich wel eens wat vaker in het maatschappelijke debat over de krijgsmacht mengen en is zelfs de aangewezen persoon om het debat te entameren. Hij moet zich onafhankelijk van het ministerie kunnen opstellen en soms zelfs tegenover de minister.
Het is de vraag of het Duitse model van een ombudsman in het parlement past in het Nederlandse staatsrecht. De huidige situatie heeft als voordeel dat de adviezen direct op de plek komen waar ze thuishoren: op het bureau van de minister. Een derde optie is een ombudsman buiten de politiek, zoals de Nationale Ombudsman. In elk geval is het goed als het instituut van Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht op den duur net als de Nationale Ombudsman in de Grondwet wordt verankerd en niet zoals nu bij Koninklijk Besluit. Zijn benoeming, taken en bevoegdheden kunnen bij wet worden geregeld. Daarbij gaat het niet in de eerste plaats om wat de IGK mag en moet, maar om zijn pad te effenen bij de instanties met wie hij zich verstaat. Zo regelt de Duitse wet bijvoorbeeld dat gemeenten medewerking moeten verlenen als de militaire ombudsman daar om vraagt.
Tenslotte kan de Inspecteur-Generaal door het geven van concrete voorbeelden uit de praktijk meer dan tot nu toe een structurele bijdrage leveren aan de militaire opleiding en de stijl van leiding geven, het leren omgaan met kritiek en evaluatie, kortom de zo noodzakelijke cultuuromslag.
Ytzen Lont, 2 december 2002 (c) Stylo
Website van de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht: www.igk.nl