maandag 21 mei 2012

Fenix

Zondagmorgen 20 mei ben ik in Leeuwarden naar de afscheidsdienst in de Fenix gegaan. Het was de laatste kerkdienst in deze kerk. Vanaf volgende week, pinksterzondag, kerkt deze protestantse wijkgemeente Fenix/Goede Herder in de historische Grote Kerk in de Leeuwarder binnenstad. Van de zeven kerken van de PKN in Leeuwarden moet vanwege teruglopend ledental meer dan de helft sluiten: Fenix, Adelaar, Pelikaan en Koepelkerk. Aan al deze vier heb ik herinneringen door allerlei familiegebeurtenissen. Maar aan de Fenix het meeste.

Mijn overgrootvader Karstjen Ytzens Tamminga legde, als oudste dienstdoende ouderling, de eerste steen van de Koepelkerk. Ergens moet daar nog een foto van zijn en zijn naam staat op een herinneringstegel. Mijn oom Jaap Lont, de oudste broer van mijn vader, keek vanuit zijn woning min of meer uit op de Koepelkerk, ik herinner me dat van als we daar op bezoek waren. De Koepelkerk speelt ook nog een rol in verhalen uit het verzet en rond de (later verfilmde) overval op de Leeuwarder strafgevangenis.

De Pelikaankerk was de kerk van mijn pake Ytzen en van mijn moeder. Ik ging er naar de kerk als ik bij pake en beppe logeerde. Op mijn twaalfde, in juli 1968, noteerde ik in mijn dagboek dat we met de blauwe Vauxhall van oom Arie naar de dienst van half vijf in de Pelikaankerk gingen. "Hij wordt in november mijn oom", staat er bij. Oom Arie, een vriendelijke weduwnaar die zijn oog had laten vallen op de ongehuwd gebleven jongste zus van mijn moeder, kwam voor het eerst kennismaken bij zijn aanstaande schoonouders. Als jonge logé nam ik dit grotemensengebeuren nauwlettend waar.

De wijk Bilgaard waar de Adelaarkerk staat, zag ik ontstaan als we bij omke Gerrit en muoike Durkje waren. Zij woonden in een klein huisje aan de Troelstralaan, even buiten Leeuwarden op de weg naar Stiens, net tegenover de hoofdingang van het vliegveld. Omke Gerrit was tuinder en wij mochten achterop zijn vrachtwagentje mee naar de tuin. Aan de rand van de tuin stonden zijn bijenkorven en hij vertoonde ons zijn vervaarlijke kunsten als imker. Helaas is omke Gerrit jong overleden en bleef Muoike alleen en kinderloos achter. Ik was een jaar of tien en het was de eerste keer dat de dood aan mijn deur klopte. Ik schrok vreselijk toen dit bericht kwam, terwijl mijn broer en ik wat ongedurig aan het geinen waren. Nadien hield ik altijd mijn lachen in als de telefoon overging.

Soms liepen we van het kleine huisje tegenover het vliegveld door het open land terug naar de stad. Maar op een keer lag daar een enorme berg zand - dat dacht ik tenminste en ik rende er door het weiland enthousiast naar toe om de berg direct te beklimmen. Achter mij riep mijn vader mij van grote afstand terug. Aan de paniek in zijn stem, begreep ik dat het hem ernst was. Het was opgespoten zand, drijfzand eigenlijk, en mijn vader was bang geweest dat ik er in zou verdrinken. Het was het begin van de uitbreidingswijk Bilgaard. In deze wijk kwam de Adelaarkerk, waar we jaren later als familie feest vierden toen onze beppe Afke 85 jaar werd.

Als familie kunnen wij een kerk vullen. Het is een grote familie en waar veel geboren wordt, wordt veel gestorven. Dus naast de logeerpartijen waren er de vele ritten naar Friesland voor begrafenissen en partijen.

De Fenixkerk is gebouwd in 1960. Mijn grootvader had nog geprotesteerd tegen de naam Fenix, een mythologische en geen bijbelse naam. Mijn oudste herinnering aan deze kerk is van juli 1961, toen ik vijf jaar en de kerk vijf maanden oud was. Mijn pake Ytzen vierde er zijn 75ste verjaardag. Nicht Jikke van omke Meile - in mijn ogen toen al een mevrouw, maar ze zal een jaar of 12 geweest zijn - deed een sketchje of gedichtje, waarbij ze zogenaamd haar tong had afgebeten. Tijdens de dienst afgelopen zondag keek ik uit op dit podium en zag ik haar in gedachten staan. We hebben nog een familiefoto die toen in 1961 buiten vóór de Fenix gemaakt is, met daarop wel 100 man. Mijn broertje Johan - die op z'n 51ste is overleden - zit daar als peutertje bij mijn moeder op schoot.

De Fenix, aan het begin van het Schapendijkje in het noordwesten van Leeuwarden, heeft in de ruimtelijke voorstelling van mijn geheugen een scharnierfunctie. Ga vóór de Fenix staan op het kruispunt van wegen van Leeuwarden naar Stiens in het noorden en van Harlingen, waar ik geboren ben, naar Groningen. Strek je rechter arm uit richting Stiens, daar waar het huisje is van muoike Durkje tegenover de ingang van het vliegveld, dat aangelegd werd op het land van mijn grootvader. Wijs dan met je linker arm naar het Schapendijkje, direct achter de Fenix. In mijn jeugd werd dit weggetje nog omgeven door weilanden, de nieuwbouwwijk Westeinde was er nog niet. Halverwege ligt de Noorderbegraafplaats, waar zó vele familieleden begraven zijn, en aan het eind de boerderij van mijn grootvader en zijn nageslacht, Nij Humalda. Daartussen ligt de geboortegrond van mijn moeder, afgeschermd en bewaakt onder de vleugels van de luchtmacht. Er is geen weg terug. De oorspronkelijke boerderij Groot Humalda is in de oorlog weggebombardeerd. Als kind droomde ik vaak van de boerderij die in brand stond, achter een gazen omheining waar niemand doorheen kon. Pas toen ik volwassen was, begreep ik dat deze familiegeschiedenis in mijn kinderlijke geest mythische proporties had aangenomen. Het terugverlangen naar wat ooit had moeten zijn.

In januari 1969 werd mijn pake Ytzen vanuit de Fenix begraven. Mijn eerste begrafenis. Ik weet nog precies hoe de kist stond, wat ik dacht toen ik in de kist keek en ook nam ik scherp waar wat mijn moeder en haar zussen voelden, voor zover ik dat van hun gezichten kon aflezen, toen zij afscheid namen van hun vader. Ik was dankbaar voor die ene snik van mijn tante, in de overigens zo stille en nuchtere familie. Pake Ytzen had zelf aanwijzingen gegeven voor de liturgie en verdere plechtigheid. Vanaf de Fenix liepen de kleinkinderen - een grote schare - als eersten achter de kist en pas daarna zijn weduwe en kinderen. Ik kan mij van toen nog de voetstappen tussen kerk en kerkhof en mijn gedachten herinneren. Later ben ik die tocht nog vaker gegaan om familieleden van de volgende generatie - ooms en tantes - te begraven. Inmiddels zijn ons ook al zeker zes van mijn eigen generatie ontvallen. Ook Klaas Jelle is er niet meer, de neef met wie ik tijdens de nazit van pakes begrafenis lange tijd praatte en speelde in de ronde glazen gang rond de cirkelvormige binnentuin van  de Fenix.

Toen ik vorig jaar las dat de Fenix ging sluiten (op dezelfde dag ook de Adelaar en binnenkort Pelikaan en Koepelkerk) heb ik de datum 20 mei in mijn agenda gezet. Zaterdag twijfelde ik nog of ik zou gaan, ik moest er vroeg de deur voor uit. Tot die avond een 13-jarige jongen met wie ik al heel wat gesprekken heb gehad over leven en dood (van zijn opa, zijn ratten en mijn broer) tegen mij zei: als je het vorig jaar al in je agenda had staan, dan zou ik maar gaan.

Het was een kalme maar emotionele dienst, waarin menig traan vloeide. Voor mij is het 'slechts' nostalgie, herinneringen, familieverhalen. Maar voor de gemeenteleden is het een kerkelijk familieleven van hier en nu. Voor protestanten is een kerkgebouw niet heilig of gewijd, maar de mensen hebben er wel hun herinneringen, contacten, gemeenschap. Ze zijn er getrouwd, hun kinderen zijn er gedoopt, er is gebeden voor ernstig zieken, vele doden zijn uit deze kerk weg gedragen.

Mijn neef Symen Tamminga, die boer is aan het einde van het Schapendijkje, en al sinds zijn vierde jaar in deze kerk komt (hij was er ook bij toen pake 75 werd) mocht de paaskaars de kerk uitdragen. Na de dienst kwamen verschillende gemeenteleden naar hem toe: het was toch een bijzondere eer. Dat zeker, maar ook een zware verantwoordelijkheid, vond Symen, want hij droeg de paaskaars weg die nooit meer terugkomt in deze kerk. En dan tegen mij: "Straks fiets ik elke zondag langs de Fenix naar de Grote Kerk. Dat wordt als ik aan deze kerk voorbij ga, wel even wat zwaarder trappen".

woensdag 9 mei 2012

Dag van Europa

Vandaag heb ik voor het eerst de Europese vlag uitgehangen. Op 9 mei 1950 kwam de Franse minister van Buitenlandse Zaken Robert Schuman met de zogenoemde Schuman-verklaring die wordt beschouwd als de geboorte-akte van de Europese Unie. Waarom ik juist vandaag vlag, op de Dag van Europa, leg ik later nog wel eens uit (en dat heb ik ook al eerder gedaan, klik maar op het label 'Europa' onder dit bericht). Ik grijp vandaag terug op een tekst die ik tien jaar geleden heb geschreven, op 30 juni 2002, en die ik hieronder nogmaals in z'n geheel weergeef. 


DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR KOLEN EN STAAL

In 2002 was het vijftig jaar geleden dat de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) werd opgericht, een voorloper van de Europese Unie.
Men vergeet wel eens dat de Europese Unie in de eerste plaats een vredesproject is.

Na de verschrikkelijke Tweede Wereldoorlog stond Europa voor de vraag hoe er toch een einde kon komen aan de vele oorlogen die Frankrijk en Duitsland al eeuwen uitvochten. Jean Monnet was in 1952 één van de grondleggers van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.
Een Gemeenschap als antwoord op oorlog.

De aandacht voor dit jubileum deed mij weer eens grijpen naar een boeiend boekje in mijn boekenkast:Geloof en Oorlog uit 1931. Het is een bundel lezingen over het 'Vredesvraagstuk', georganiseerd door de Nederlands Hervormde Gemeente in Groningen in 1931.

Daarin staat onder andere een lezing van prof. J. de Zwaan, theoloog, bijbelvertaler en kamerlid.
Uit zijn lezing blijkt duidelijk dat de gedachte aan een supranationaal orgaan voor het Europese kolen- en staalgebied al ver vòòr de Tweede Wereldoorlog leefde.  

Prof. De Zwaan betoogt dat "de nationale staten met hunne landsgrenzen de organen zijn, waardoor de volkeren hun welvaart trachten te handhaven of te vergrooten. Zoo wordt de vrede onder de volkeren tot een economisch vraagstuk".   

Volgens hem zijn er echter ook andere natuurlijke grenzen, die betrekking hebben op bodemschatten, welvaartsmiddelen, verkeer en andere stoffelijke zaken. Hij stelt: 

"Men zou zich b.v. een wetgeving kunnen voorstellen, die niet door 'politieke' volksorganen werd geschapen, maar door supranationale lichamen, wier bestaan berustte op de eenheid van wat God aldus in grenzen heeft gesloten (…). 
De door zulke lichamen in het leven geroepen bepalingen zouden dan bindende kracht hebben voor allen, wier bestaan direct betrokken is bij een van deze scheppingseenheden.
Zoo zou b.v. door één internationaal saamgesteld lichaam een Sociale Wetgeving geschapen kunnen worden voor heel het kolen- en ijzergebied van West-Europa, geldende voor allen die in die industrieën betrokken zijn. (…) 

En zulke lichamen zouden direct op eenigerlei wijze door de betrokkenen kunnen worden samengesteld, terwijl hun budget wederom direct uit de hulpbronnen van die 'natuurlijke economische eenheden' zou moeten geput worden."

En verder zegt prof. De Zwaan: "We zijn er nog in de verste verte niet aan toe, dat deze lijn practisch getrokken wordt, maar, indien men op die lijn vorderingen maakte, zou zeker wel de sociale factor in het probleem van den wereldvrede goeddeels geneutraliseerd zijn. En tegelijk zou de economische factor een aanmerkelijk deel van zijn gevaarlijkheid verliezen. Volkomen zeker is het toch, dat het er met den vrede steeds slecht zal blijven uitzien, zoolang de natiën door middel van hare politieke organen alles wat Gods wereld biedt als een roof trachten te deelen."

Zeventig jaar oude woorden, nog steeds actueel. Geen roofbouw en geen onderlinge strijd tussen wereldmachten om de schaarse hulpbronnen (denk aan de olie), maar de natuurlijke hulpbronnen juist inzetten voor onderlinge samenwerking. 


Ytzen Lont, 30 juni 2002