Met dit boekje kan de schooljeugd zich de nodige deugden inzingen, zoals vlijt en dankbaarheid. Het eerste lied spreekt mij al meteen aan, te meer daar ik dit boekje heb gekregen van een gepensioneerde wetenschapper. Het heeft bij hem kennelijk goed gewerkt.
"Die al zijn' tijd aan beuzelingen,
In zijne vroege jeugd besteedt,
Zal nimmer wetenschappen leeren,
En dompelt zich in 't grootste leed."
De zangaanwijziging van dit lied is ook wel toepasselijk: "weinig vrolijk".
In het voorwoord valt mij het woordje "text" op. Die spelwijze kwam dus allang voor het computertijdperk en het overheersende Engels in onze taal voor. Muziek wordt gespeld als "muzijk".
Het boekje bevat een lied voor elke tijd en gelegenheid: de maandag, voor en na de lessen, de ochtend, de avond, de eerste en de laatste dag van het jaar, de christelijke feestdagen, lente, zomer, herfst en winter, onweer, voor en na het examen en in de pauze, de scholier die gaat werken, het afscheid van school, liederen voor God en weldadige, nadenkende en dankbare kinderen, die eenmaal volwassen geworden goed voor hun ouders zorgen. Ik geef een korte bloemlezing.
Zo zingen we bij den aanvang van het examen vrolijk:
"ô Dag van ons verlangen!
Waar op elk die zijn kinderpligt,
Met lust en ijver heeft verricht,
Een Eer'prijs zal ontvangen"
In de pauze zijn we nog vrolijker geworden en zingen vergenoegd:
"Laat ons nu een poos verwiss'len
Onzen ijver met gezang,
Dat zal onzen geest verkwikken,
En het is in ons belang."
Maar we moeten natuurlijk wel weer aan de slag:
"Vrolijk dan op nieuw begonnen,
Onze aangevange taak;
't Nut en d'eer daar aan verbonden,
Is ons voordeel en vermaak."
En bij het inleveren van het examen galmt het nog na:
"Zoo hebben wij naar onzen pligt,
Ook dit beproevingswerk verrigt".
De "welberaden scholier" meldt zich vervolgens zingend bij de supermarktmanager:
"Ik ben, 't is waar, Reeds veertien jaar,
En 'k ga nog school: hoe moet dit gaan?
Mij dunkt, 't wordt tijd, Dat ik met vlijt,
Denk aan een middel van bestaan."
Als we van school gaan, zingen we de leraar toe:
"U, Onderwijzer! zij mijn dank,
Met deez', u toegewijden, klank."
Maar al gauw moeten we voor onze bejaarde ouders zorgen:
"Oud van dagen zijn mijn' Ouders,
En behoeftig; 't is mijn pligt,
Dat ik hen, naar mijn vermogen,
Help, uit liefde dit verrigt."
Het slotlied bezingt de ware rijkdom:
"Wat kan in dit leven,
Meer blijdschap ons geven,
Dan wijsheid en deugd?
Dat toch zijn de schatten,
Die in zich bevatten,
Bestendige vreugd."
Het boekje is gedigitaliseerd door Google Books en hier te vinden.