maandag 14 juni 2004

Krijs

Het avondzonnetje scheen nog lekker. Ik besloot vanavond, eer ik van Utrecht naar huis in Houten fietste, nog even rustig op een bankje in het park aan de Kromme Rijn de krant te gaan lezen, die ik vanmiddag van een collega had gekregen. Op het moment dat ik het nieuws open sloeg, klonk plotseling een ijselijk gegil.



Na de eerste schrik ontdekte ik al snel waar het hels geluid vandaan kwam. De Kromme Rijn loopt hier onder de Tamboersdijk en de Waterlinieweg door. Langs het jaagpad aan de overkant verscheen de eerste groep wandelaars van de jeugdavondvierdaagse. De holle klankkast van de lange tunnel nodigde de kinderstemmen uit zich luid te verheffen.



De rust was voorbij. Het volkomen onverwachts begonnen gegil ging zeker nog een uur ononderbroken door. Vooral die ongebrokenheid verbaasde me. Geen moment verslapte de onafgebroken krijs, geen moment ging het volume of de intensiteit ervan omlaag, totdat de langgerekte krijs na een uur even plotseling stopte als hij begonnen was. Er volgden nog een paar groepjes volwassen wandelaars, rustig pratend, daarna verstomden ook de laatste stemmen.



Ik kan slecht tegen onrustige geluiden, maar de constante, eentonige hardheid van dit gegil maakte dat ik er in een paar minuten aan gewend was en toch ‘rustig’ de krant kon lezen. Maar de langgerekte gil zette me wel aan het denken.

Kunnen kinderen geen viaduct of tunnel passeren zonder hun stem te verheffen? Zelf begin ik vaak onwillekeurig te fluiten of te neuriën onder een viaduct. Dat heeft niks te maken met ‘fluiten in het donker’, maar alles met de sensatie van het ongewoon luid en duidelijk terug horen van je eigen stem.



Wat als de groepen op enige afstrand van elkaar hadden gelopen, vroeg ik mij af, en de volgende groep de voorgaande niet kon horen? Zou dan ook elke groep, zonder uitzondering, gegild hebben? Of de ene wel, de andere niet, al naar gelang de stemming of een enkele gangmaker in de groep. Misschien zouden sommige groepen onder het viaduct een mooi wandelaarslied hebben ingezet. “De paden op… de tunnels door”.



Zouden al deze honderden kinderen vanavond zonder het te weten alleen maar de eerste gil van die ene gangmaker in de eerste groep gevolgd hebben, dacht ik.



Zo is taal ontstaan, zo is cultuur ontstaan, zo zijn kennis en kundes ontstaan. We roepen alleen maar onze ouders, onze voorouders na, al duizenden jaren lang in een lange wandeltocht. En ooit was er een oerouder die het gegil heeft ingezet.Cultuur: één langgerekte menselijke krijs.



Ik sloeg m’n krant dicht. De zon scheen laag over het kalme water van de eeuwig stromende Kromme Rijn. Alleen het geluid van de vogels was nog te horen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten