Jorge Zorreguieta moet niet aanwezig zijn bij de inhuldiging van de nieuwe koning. En daar zou eigenlijk helemaal geen dicussie over moeten zijn, vind ik. Minister-president Mark Rutte doet er goed aan daar geen twijfel over te laten bestaan. De Nederlandse regering heeft de vader van Máxima indertijd dringend - lees: dwingend - verzocht om niet bij het huwelijk van zijn dochter aanwezig te zijn. Dat was voor de betrokkenen een vreselijk pijnlijke beslissing.
Het burgerlijk huwelijk van een troonopvolger is naast een privé-aangelegenheid ook een staatsaangelegenheid. Terecht wees prins Willem-Alexander er fijntjes op dat niet de kroonprins maar de regering toestemming vraagt aan het parlement voor het koninklijk huwelijk. De Nederlandse regering heeft op goede gronden aangegeven dat Nederland zich niet wil associëren met bewindslieden uit het Videla-regime.
Minister-president Wim Kok heeft indertijd uitgelegd dat Jorge Zorreguieta niet tot persona non grata is verklaard en dat hij als privépersoon Nederland zo vaak mag bezoeken als hij wil, maar de Nederlandse regering gaat geen verbinding met hem aan. Terecht was de vader van Máxima welkom bij de doop van zijn kleindochters. Daar màg de regering niet eens tussenkomen. De Nederlandse regering is echter bij uitstek verantwoordelijk voor de gastenlijst bij de inhuldiging van een nieuw staatshoofd. Daar hoort de heer Zorreguieta niet bij. Wil de prins zijn nieuwe carrèrestap met een persoonlijk en besloten feestje vieren, dan mag hij daarbij al zijn vrienden en familie uitnodigen, ook zijn schoonvader.
Eigenlijk zou dit onderwerp helemaal niet ter discussie moeten staan, zei ik. De discussie is deze week aangezwengeld door de PvdA-fractie in de Tweede Kamer en het is de vraag of dat verstandig is. Nee, dat is niet verstandig. "Prematuur", zegt D66-leider Alexander Pechtold. "Ontijdig", zegt premier Rutte. Maar ook daar ben ik het niet mee eens. De minister-president heeft zelf aanleiding gegeven voor deze discussie door in persoonlijke interviews ruimte te laten voor deze mogelijkheid. Het Koninklijk Huis staat vandaag, donderdag 13 oktober, op de kameragenda en het is dus ook wel terecht dat kamerleden zich uiten.
Intussen stoort het mij wel dat zelfs parlementariërs spreken over "kroning". Dat de krakers in 1980 zich die dichterlijke vrijheid veroorloofden - "Geen woning, geen kroning" - is te begrijpen, zij veroorloofden zich wel meer. Maar van een parlementariër verwacht ik dat niet. Op mijn gereformeerde lagere school leerde ik als kind al dat Nederland geen gekroonde vorsten kent. De nieuwe koning wordt ingehuldigd in Amsterdam en legt daar de eed op de grondwet af ten overstaan van de gekozen volksvertegenwoordigers, waarbij de scepter en de kroon - de symbolen van de macht - op tafel blijven liggen. Het staatshoofd symboliseert de regeermacht en daarmee het voortbestaan van onze samenleving maar wordt niet met macht bekleed. Hiermee wordt de democratische en zelfs republikeinse inbedding van het geërfde, van alle politieke invloed ontdane, ambt benadrukt. Als gereformeerd jongetje sprak die symboliek mij erg aan. Ik ben er dan ook niet voor om het staatshoofd eerst meer macht toe te dichten of zelfs toe te schuiven om die vervolgens met een ingewikkelde, onnodige en onhaalbare grondwetswijziging symbolisch weer proberen af te nemen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten