De NS heeft een enorm imagoprobleem. Na de bekendmaking van de Nobelprijs voor de vrede is het introduceren van plaszakken in de trein het belangrijkste nieuws van de dag. Passagiers met hoge nood in treinen zonder toilet mogen in de lege bestuurderscabine in een daartoe bestemd zakje plassen. Er gaat een golf van schamper gelach door het land. Voor de twitterende oud-journaalchef Hans Laroes klinkt het zelfs als het failliet van een samenleving. Ik deel die selectieve verontwaardiging niet.
De opwinding is selectief en overdreven omdat zij zich uitsluitend richt op de NS en niet op andere vormen van openbaar vervoer. In landstreken waar geen treinen maar bussen rijden blijft het stil. Wordt daar niet geplast? Een verongelijkte NS-machinist, die de spoorwegvakbond wil inschakelen, schrijft mij dat een buschauffeur overal kan stoppen om in de berm te plassen. Dat is waar. Al zie ik een buschauffeur nog niet zo gauw op een buitenweg de bus stilzetten en voor de ogen van haar passagiers de struiken in duiken. De verontwaardiging heeft voor een deel te maken met een verwachtingspatroon. En de nationale behoefte om onze behoefte te doen op de Spoorwegen. Die behoefte vertroebelt de behoefte aan toiletten.
Service is een groot goed en incontinentie een serieus probleem. Ik ben een groot voorstander van meer en goed vindbare openbare toiletten. Ik ben vooral een voorstander van bemenste stations met goede voorzieningen. Het probleem is dat wij het personeel en daarmee de service uit de markt hebben geprijsd. Bijna elke menselijke professie laat zich vervangen door een goedkoper apparaat, waar we het werk maar wàt graag aan over laten. Zelf ben ik een deel van dit probleem, want ik ben dol op automaten - zelfscanners, pinautomaten, telebankieren, kaartjesautomaten, incheckpalen: heerlijk als ik niet afhankelijk ben van mensen maar overal en altijd direct mijn eigen gang kan gaan. Maar waar goede mensen ontbreken, nemen de minder goede mensen - vandalen en vuilspuiters - het over. Goede toiletvoorzieningen in de openbare ruimte zijn daarom nog niet zo gemakkelijk te handhaven.
Dan de toiletten in de trein. Dat waren we toch zo gewend. Ja, in de trein naar Groningen en de touringcar naar Parijs, maar niet in de bus naar Emmeloord. De sprinters zijn een ander soort openbaar vervoer dan de intercity. Het probleem is in dit geval volgens mij niet zozeer de 'afbraak' van de spoorwegen maar juist de uitbreiding ervan. Het aantal stations en de dienstregeling breidt zich uit en als OV-fan vind ik dat goed nieuws. Tussen Utrecht en Geldermalsen duren de ritjes tussen de stations drie tot maximaal zeven minuten. "Hoe duur kan het zagen van een gat in de grond zijn?", vroeg iemand zich op Twitter af. Maar met een maximale ritduur van 7 minuten moet je volgens mij geen gat in de grond willen. Dan liever chemische toiletten. Maar die moeten dan wel tijdig geleegd en gereinigd worden en dat vraagt dus een heel ander logistiek systeem. Daar moet dus op een andere manier over worden nagedacht. Willen we dat en wat hebben we daar voor over? Op de bus kennen we dit niet - hèèl lastig als je mòet, maar het leidt niet tot nationaal geschamper.
De NS wilde vanmorgen niet reageren op het 'uitgelekte' nieuws over de plaszakken. Uit communicatie-oogpunt erg dom, maar ook wel weer begrijpelijk. Het gaat naar ik aanneem om een intern hulpmiddel in uiterste nood, zoals conducteurs ook instructies zullen krijgen over hoe ze moeten omgaan met passagiers die onwel worden of hoe te handelen bij 'een aanrijding met een persoon'. Dat is geen service van de NS die je graag op de stationsposters zet, maar het behoort wel tot het dagelijks leven van het NS-personeel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten