maandag 30 oktober 2017

Erkenning

In het NOS Journaal zag en hoorde ik zojuist de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht luitenant-generaal Hans van Griensven. Hij zal komende maand een ontmoeting hebben met "de laatste nog levende Ambonese KNIL-militairen".

In mijn weblog (1) van 2 december 2002 pleitte ik ervoor dat de inspecteur-generaal wat vaker zijn gezicht zou laten zien op televisie. Kennelijk heb ik dan nu mijn zin gekregen. Toch blijft de 'IGK' buiten de krijgsmacht een onbekende figuur. Eerder dit jaar kreeg zijn mooie landgoed De Zwaluwenberg in Hollandsche Rading nog wel wat aandacht, toen Rutte, Buma, Pechtold en Segers er neerstreken voor de kabinetsformatie.

De inspecteur-generaal zal komende maand de oud-KNIL-militairen officieel ontvangen. Hij zal bekijken of ze alsnog in aanmerking komen voor een medaille voor hun diensten en hij kan hen helpen met het verkrijgen van de officiële veteranenstatus. Daarmee hebben ze recht op een aantal voorzieningen en ondersteuning.

De Molukse actiegroep Maluku4Maluku noemt deze ontmoeting een historische doorbraak en een vorm van erkenning. "De KNIL-militairen hebben voor het vaderland gevochten, maar kregen nooit de waardering waarop ze recht hebben." (2)

Het is goed dat dit gesprek plaatsvindt. De inspecteur-generaal der krijgsmacht (IGK) is een soort ombudsman voor het leger. (3, 4)  Hij komt op voor de belangen van de militairen en veteranen, los van de hiërarchische lijn van Defensie. Juist vanwege dat laatste kan dit gesprek in mijn ogen nog niet de verlangde erkenning inhouden. Het is goed dat er naar hen geluisterd wordt, nu het nog kan. De inspecteur-generaal kan hun vragen, wensen en klachten als ombudsman en belangenbehartiger aanhoren en met een overtuigend advies overbrengen aan de juiste personen en instanties. Maar echte formele erkenning - als daar behoefte aan is - zal moeten worden uitgesproken door de hoogst verantwoordelijken van Defensie. In de militaire hiërarchie is dat de Commandant der Strijdkrachten luitenant-admiraal Rob Bauer (5) en politiek de minister van Defensie Ank Bijleveld. Beiden zijn net deze maand aangetreden.

De inspecteur-generaal zal goed moeten luisteren wat deze oud-militairen verlangen. Zij verdienen in elk geval waardering. Erkenning is niet eenduidig. Het gaat om een oorlog die door Nederland is verloren. Daardoor heeft Nederland op dit punt niet zo veel te vertellen. Volkenrechtelijk had Nederland de plicht om na het vertrek van de Japanners de openbare orde te handhaven en te herstellen  - in dat opzicht is de term 'politionele actie' niet onjuist - in werkelijkheid was het vooral een wrede koloniale oorlog, die hoe dan ook de onderdrukking van een ander volk betekende, een oorlog die militair en moreel niet gewonnen kon worden. De morele positie van de Indische KNIL-militairen is een andere. Bezien vanuit de Indonesische revolutie waren het collaborateurs, maar zij vochten voor hun eigen land, het land waar zij geboren en getogen waren, en waarin ze zich tegenover andere volkeren beschermd voelden door een groter overkoepelend koninkrijk. Nederland stond op een gegeven moment de Verenigde Staten van Indonesië voor. Dat kan opgevat worden als verdeel- en heerspolitiek, waarmee de oude kolonisator zijn macht in een nieuwe tijd kan handhaven, maar het was ook een model waarin de verschillende volkeren van de archipel meer ruimte zouden krijgen. Toen deze opzet mislukte en Nederland alle macht moest opgeven, moesten de militairen van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger - verplicht - vluchten naar het verre, koude onbekende moederland waar ze voor gestreden hadden. Daarna zijn ze meer of minder in de steek gelaten.

Bij alle vragen om erkenning mag niet vergeten worden, dat Nederland deze oorlog moreel en militair verloren heeft. Dat is een pijnlijke ervaring, voor alle veteranen die daar gevochten hebben en hun familie en nabestaanden. Nederland heeft niet zoveel uit te delen. Erkenning zou denk ik vooral in kunnen houden, dat de regering de teruggetrokken militairen niet in de steek mag - en had mogen - laten, dat er een lotsverbondenheid en ereschuld is, dat de Molukkers een bijzondere positie in ons land innemen en dat zij waar nodig concrete ondersteuning verdienen. Toch zal de nieuwe generatie zijn eigen weg moeten vinden - en de meesten doen dat ook. Laat de inspecteur-generaal eerst maar eens luisteren naar de mensen die erbij waren, horen wat zij hebben meegemaakt, vóór en na 1951, en zien aan welke vorm van erkenning zij behoefte hebben.

(1) Mijn weblog 2-12-2002: Het gezicht van de inspecteur-generaal
(2) NOS 30-10-2017: Officiële ontvangst Ambonese KNIL-militairen door Defensie
(3) Defensie: Krijgsmacht heeft nieuwe inspecteur-generaal
(4) Defensie: Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht
(5) Defensie: Commandant der Strijdkrachten


Geen opmerkingen:

Een reactie posten