zaterdag 16 oktober 2004

Joodse verzetsbewegingen in Palestina

In Nederland is de radicale joodse bezetsbeweging van onder andere de latere premier Menachim Begin bekend geworden onder de naam Irgoen of in de Engelse spelling Irgun. Dit woord betekent echter gewoon ‘organisatie’ en komt dan ook in allerlei combinaties voor. De ‘Irgun’ heet voluit Irgun Tzvai Leumi’. Dit betekent ‘Nationale (Leumi) militaire/militante (Tzvai) organisatie (Irgun)’. De afkorting I.Tz.L. of I.Z.L. leidt tot het woord Etzel. In Israel staat deze organisatie dan ook bekend als de Etzel.

De Etzel of Irgoen is een radicale afsplitsing van de Haganah. De Haganah werd in 1948 omgevormd tot het officiële Israelische leger, de Israel Defence Forces, IDF. De Irgoen sloot zich daar mokkend bij aan, waarmee een burgeroorlog in de jonge staat ternauwernood werd voorkomen. In Haifa kwam na de onafhankelijkheidsverklaring van 14 mei 1948 nog een grote scheepslading wapens voor de Irgoen binnen. Deze wapens werden pas na een gewapend treffen tussen het Israelische leger en de Irgoen aan het leger overgedragen.

Het Haganah-museum in Jeruzalem vertegenwoordigt de meer ‘officiële visie’ op de verschillende verzetsgroepen en het onstaan van het Israelische leger. Deze visie wordt in het museum weergegeven onder de kop “De nationale autoriteit en de dissidente groepen. De Haganah, Etzel en Lehi.”

”De Haganah was de operatieve tak van de gekozen instellingen van de joodse gemeenschap in Palestina. De Haganah aanvaardde altijd het gezag van het gekozen leiderschap en bereidde zich voor om de enige georganiseerde gewapende macht van de joodse gemeenschap te worden, het toekomstige staats­leger. In de jaren van strijd tegen de Britten groeide er echter een kloof tussen de verschillende groeperingen binnen de joodse gemeenschap.‘Etzel’, de ‘nationale militante organisatie’, en ‘Lehi’, de ‘vrijheidsstrijders van Israel’ waren twee kleinere organisaties die het gezag van de gekozen instellingen niet aanvaardden en zich concentreerden op sabotage-acties tegen de Britten, soms tegen de wil van de joodse leiders en de joodse meerderheid in. De confrontatie tussen Haganah en Etzel bereikte zijn piek tegen het einde van 1944. De Haganah vroeg Etzel en Lehi hun acties tegen de Britten te stoppen tot het einde van de Tweede Wereldoorlog. Toen Etzel dit weigerde, verlamden Haganah-vrijwilligers de Etzel-operaties, arresteerden een deel van z’n leden en leverden enkelen over aan de Britten. Deze periode wordt ‘the season’ genoemd, het seizoen.Later, in de jaren 1945-’46, kenden de drie organisaties een aantal maanden van nauwe samenwerking onder het gezag van de joodse gemeenschap, de Yishuv.In juli 1946 kwam er een eind aan de samenwerking, nadat ‘Etzel’ het Britse hoofdkwartier in het King David Hotel te Jeruzalem opblies.”

Tot zover enkele teksten in het Haganah-museum.

In het Etzel-museum in Tel Aviv worden veel sabotage-acties van de Irgoen gedetailleerd uit de doeken gedaan met maquettes en verlichte modellen. Zo ook de beruchte aanslag op het King David Hotel in Jeruzalem, waar indertijd het Britse bestuur zetelde. Het hotel, of althans het spreekgestoelte, is vandaag de dag nog vaak op televisie te zien bij officiële buitenlandse bezoeken. In juli 1946 drongen Irgoen-strijders vermomd als melkbezorgers in alle vroegte het gebouw binnen en bliezen een vleugel ervan op, waarbij tachtig mensen omkwamen. De Irgoen claimt dat de Britten ruim van tevoren waren gewaarschuwd, maar dat zij de waarschuwing hebben genegeerd. De aanslag leidde tot een nieuwe breuk tussen de Irgoen en de Haganah, die tot na de onafhankelijkheidsdag in 1948 zou duren.

De ‘Lehi’, de andere radicale groep die in de tekst van het Haganah-museum wordt genoemd, staat beter bekend als de Stern Gang, de Stern-bende. Dit is een radicale groep die zich in 1940 onder leiding van Avraham Stern heeft afgescheiden van de Irgun Zvai Leumi (Irgoen). De groep noemt zichzelf Lohame Herut Israel, afgekort Lehi, Vechters voor de Vrijheid van Israel. Een belangrijk lid van de Stern-groep is Rafael Sadowsky. In 1945 weten de Britten Sadowsky in Egypte te arresteren en te ondervragen. Hierdoor verkrijgen ze informatie over plannen om de terroristische acties naar Groot-Brittanië uit te breiden.


Geschiedenis van de Haganah

In het Haganah-museum wordt uiteraard vooral uitvoerig ingegaan op de geschiedenis van de Haganah zelf. Haganah betekent defensie. De afkorting is IH, Irgun Haganah, defensie-organisatie. De volle naam luidt Irgun Ha’Haganah Ha’Ivri Be’Eretz Israel. Irgun = organisatie, Haganah = defensie, Ivri = Hebreeuws, Eretz = land, dus de defensie-organisatie van het Hebreeuwse (joodse) land Israel. De Haganah werd opgericht in 1920, nadat er vanaf 1907 al diverse voorlopers waren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog, in 1917, had de Britse minister Belfourt in een brief de joden een thuisland beloofd in Palestina, de Belfourt-Declaration. Na de Eerste Wereldoorlog onstond er een discussie tussen Zeev Jabotinksy en mensen als David Ben Gurion. Jabotinsky pleitte voor een Joods Legioen (Jewish Legion) dat zou deelnemen aan de verdediging van het land als onderdeel van het Britse leger. De anderen stonden een onafhankelijke joodse defensie voor. De in 1920 opgerichte Haganah was de eerste tien jaren onderdeel van de Histadrut, tot op vandaag de vakbondsfederatie van Israel. In de jaren ’30 werd een nationaal commando gevormd met vertegenwoordigers uit de verschillende joodse organisaties, zoals de arbeidersbeweging en de zionistenbond. Hoewel de Haganah ondergronds bleef, werd de organisatie meer en meer omgevormd tot een regulier leger met een veldmacht (‘field force’, Hish), stoottroepen (‘shock troops’, Palmach) en een marine (‘navy section’, Palyam).

De Haganah gaf aanwijzingen voor de bouw van nederzettingen, de ‘tower and stockade settlements’ met torens en houten verdedigingsmuren. De meerderheid van de kolonisten was lid van de Haganah, die de nederzettingen verdedigde tegen Arabische aanvallen. De al bestaande en nieuwe nederzettingen trokken langzamerhand de grenzen van de toekomstige joodse staat. De Haganah hield zich vanaf het begin bezig met het verzamelen van wapens en begon al in z’n eerste dagen een wapenindustrie, de zogeheten ‘Taas’. Aan de vooravond van de onafhankelijkheid in 1948 bezat ‘Taas’ 64 wapenfabrieken.

In 1936 braken in Palestina Arabische rellen uit, de ‘riots’, een intifada tegen de Britten en het groeiende aantal joodse immigranten. Met toestemming van de Britten werd een joodse hulppolitiemacht (‘auxiliary police force’) opgericht. Al in de zomer van 1936 dienden duizenden joden als boventallige politie-agenten, bewapend door de Britten. Ze bewaakten de nederzettingen en de wegen er tussen. Deze ‘JSP’, de Jewish Supernumeracy Police, diende tevens als dekmantel voor de Haganah, was er feitelijk een onderdeel van en hielp bij de training en bewapening. In 1939 had de JSP 14.000 leden, waarvan 1300 reguliere agenten (‘regulars’) en de rest reservisten. Sommigen reden rond in open bestelwagens, ‘tenders’, en werden de mobiele garde, ‘mobile guard’ genoemd. De JSP had tien bataljons verspreid over het hele land.

Naar aanleiding van de Arabische rellen in 1936 wijzigde de Haganah de strategie onder het motto ‘aanval is de beste verdediging’. Het nieuwe concept werd ‘leaving the fence’ genoemd, ‘de omheining verlaten’. Er werden veldtroepen (‘field forces’, Foch) opgericht en speciale nachtploegen (‘special night squads’, SNS). Deze Special Night Squads werden opgericht door Lord Charles Wingat. Deze Schot was kapitein in het Britse leger. Hij had sterke banden met de joodse bevolking en werd ‘the friend’ genoemd. Hij vormde kleine groepen van Haganah-leden en Britse soldaten en gaf hier zelf leiding aan. De SNS vocht volgens de methodes van offensieve oorlogsvoering in de Arabische dorpen. Na korte tijd kwam hierdoor een einde aan de Arabische rellen in het noorden.

In 1940 begon de Haganah een ondergronds radiostation, the Voice of Israel. Het is de Britten nooit gelukt het radiostation te lokaliseren. Op 14 mei 1948 werd dit het officiële radiostation van de nieuwe staat.

Openlijk verzet
In de nacht van 9 op 10 oktober 1945 brak de Haganah een Brits gevangenkamp voor illegale immigranten binnen en bevrijdde ruim 200 immigranten. De latere premier Yitzak Rabin was bij deze actie de tweede commandant. De actie markeert het begin van de openlijke joodse verzetsbeweging. In januari 1946 riepen de Britten in Palestina de noodtoestand uit. Op 17 juni 1946 werd Transjordanië onafhankelijk en werd emir Abdullah de eerste koning van Jordanië. De teleurstelling over de Britse politiek had in 1945 de verschillende joodse groeperingen weer voor enkele jaren samengebracht. ‘Etzel’ (Irgoen) en ‘Lehi’ (Stern-groep) accepteerden in deze periode het gezag van het gekozen leiderschap van de joodse gemeenschap en werkten samen met de grotere en centraal georganiseerde Haganah. Na de aanslag van de Irgoen op het King David Hotel in juli 1946 werd de samenwerking weer verbroken.

Het verzet ging echter wel door. De Haganah concentreerde zich voornamelijk op de klandestiene immigratie, de Ha’Apola, en de verdediging van de nederzettingen en onder­nam acties tegen de Britten als die deze operaties wilden verhinderen. Etzel en Lehi gingen door met sabotage-acties. Alle groeperingen deden mee aan het verzet tegen de Britten door demonstraties, hulp aan gearresteerde immigranten en tegenwerking bij het zoeken naar de wapenopslagplaatsen.

De meeste Haganah-operaties werden uitgevoerd door de Palmach, de stoottroepen. waaronder ‘de nacht van de treinen’ en ‘de nacht van de bruggen’. Na de beslissing van de georganiseerde joodse gemeenschap, de Yishuv, om een openlijke gewapende strijd tegen de Britten te beginnen, vielen 50 Palmach-secties in ‘de nacht van de treinen’  31 oktober 1945 het spoorwegnetwerk aan en saboteerden het op 153 plekken. ‘De nacht van de bruggen’ was de grootste operatie van de joodse verzetsbeweging. In de nacht van 16 op 17 juni 1946 verspreidden Palmach-strijders zich over elf bruggen aan de grenzen van Israel. Tien bruggen werden opgeblazen. Op één brug werd het vuur geopend op de groep en werden 14 strijders gedood.

Als reactie op de verzetsbeweging arresteerden de Britten leiders van de georganiseerde joodse gemeenschap, de Yishuv, en strijders van de Haganah. Op zaterdag 29 juni 1946, ’Black Sabbath’, werd in veel nederzettingen een avondklok ingesteld en werden 2700 joden gearresteerd. De Britten begonnen een intensieve zoektocht naar de wapen­opslag­plaatsen van de Haganah, maar er werd er maar één gevonden.
Klandestiene immigratie (Ha’Apola)Ha’Apola, meervoud Ha’Apolim, is het Hebreeuwse woord voor de georganiseerde klandestiene of illegale immigratie, zowel als de immigranten zelf. In 1934 begon de georganiseerde illegale immigratie per schip. Veel immigranten kwamen via de haven van Haifa het land binnen. Van 1934 tot 1939 werden 20.000 immigranten met 50 vaarten klandestien het land binnengebracht. In het voorjaar van 1939 werd een organisatie opgericht om de klandestiene immigratie te organiseren, de Mossad, of voluit de ‘Mossad L’Aliya Bet’. De Mossad was een tak van de Haganah. Een andere belangrijke rol werd gespeeld door de Palyam, de marinetak van de Haganah, die het bevel voerde over de schepen en ze bemande.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog bereikten 20.000 illegale immigranten Palestina over zee of over land. Na de oorlog kwamen er 70.000 illegale immigranten het land binnen met 66 vaarten.

De ‘bricha’ (escape, ontsnapping) is de naam voor de massabeweging van honderd­duizenden joodse overlevenden van de Holocaust, die kort na de oorlog vanuit Oost-Europa naar Centraal- en Zuid-Europa trokken om ‘Eretz Israel’, het land Israel te bereiken. Deze overlevenden werden eerst bijeen gebracht in Duitsland en Oostenrijk, in centra en trainingskampen die waren opgericht door de Haganah. Vandaar werden ze in door de Haganah georganiseerde tochten naar ‘Eretz Israel’ vervoerd. Een kaart in het Haganah- museum toont de ontsnappingsroutes over land en zee, o.a. via München, Straatsburg, Nice, via Zuid-Italië of via Triër, Joegoslavië, Adriatische Zee; Zwarte Zee en Bosporus.

De eerste schepen hadden zo’n 35 tot 100 mensen aan land, de laatsten vervoerden zo’n 7.500 mensen per schip.

In augstus 1946 beginnen de Britten de operatie Iglo. Op Cyprus zetten zij gevangenkampen op, die tot februari 1949 hebben gefunctioneerd. Hier werden de illegale joodse immigranten gevangen gezet die onderweg waren opgepakt. Zo’n 52.000 mensen werden er gevangen gehouden, van enkele maanden tot een jaar. Er werden 2000 baby’s geboren. De georganiseerde joodse gemeenschap, de Yishuv, gaf assistentie aan de gevangenen en stuurde o.a. artsen en leraren. De Haganah vestigde een afdeling in de kampen onder de naam ‘de rijen van de verdedigers’ (‘the ranks of the defenders’, ‘Shurot Hameginim’). Zij trainden de gevangenen. De illegale immigranten, de Ha’Apolim, beschouwden zichzelf als inwoners van Israel onder het motto ‘ook Cyprus is Eretz Israel’ (het land Israel).

Eén van de grootste en bekendste Ha’Apolim-schepen die de Haganah organiseerde, was de Exodus, met 1500 immigranten aan boord. In juli 1947 werd het schip opgebracht door de Britten en de passagiers werden in drie oorlogsschepen gedeporteerd naar Frankrijk en vandaar naar Duitsland.

De strijd die de immigranten in de haven van Haifa voerden tegen de Britten, terwijl ze overgebracht werden naar de deportatieschepen, en hun weigering van boord te gaan in Europese havens, riep overal in de wereld sterke emotionele reacties op. Dit hielp in de internationale politieke strijd om te komen tot een joodse staat.
Op 24 april 1947 werd de UN Special Commission On Palestine (UNSCOP) ingesteld. Op 29 november 1947 besluit de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties tot de deling van Palestina in een Arabische en een joodse staat.


Deze tekst heb ik 16.10.04 geschreven aan de hand van mijn aantekeningen van bezoeken aan het Etzel-Museum in Tel Aviv en het Haganah-Museum in Jeruzalem in 1996 en 1999. - YL

Geen opmerkingen:

Een reactie posten