zaterdag 8 oktober 2016

Ombudsman in oorlogstijd

Van 3 tot 5 oktober 2016 werd in Amsterdam een internationale conferentie van militaire ombudsinstanties gehouden. 
Rond dit onderwerp schrijf ik verschillende artikelen. Hieronder mijn algemene verslag van de conferentie.
Overname of gerichte opdracht in overleg; neem contact op over de voorwaarden. 


OMBUDSMAN IN OORLOGSTIJD
door Ytzen Lont (c) Stylo 06-10-2016

Militairen worden steeds vaker ingezet in het buitenland. Er is een effectief klachtensysteem nodig om de rechten van zowel de soldaten als de lokale bevolking bij internationale missies te beschermen. Dit staat in de slotverklaring van de internationale conferentie van militaire ombudsinstituten (ICOAF) in Amsterdam.

Deze week kwamen ombudsmannen uit 29 landen bij elkaar in Amsterdam. De conferentie wordt elk jaar georganiseerd door het Geneefse centrum voor democratische controle van de strijdkrachten (DCAF). Op de conferentie wisselen ombudsmannen hun ervaringen uit om van elkaar te leren en te komen tot standaarden en 'best practices'. Het zijn inderdaad meest mannen, al heeft het Zweedse woord 'ombudsman' weinig met het geslacht te maken: 'man' komt van 'mandataris', een ombudsman is een vertegenwoordiger met volmacht. Sommige landen hebben een speciale ombudsman voor militairen, in andere landen behandelt een algemene ombudsman de klachten over elke overheidsorgaan, dus ook het leger. Soms is het ook een mensenrechtencommissie. Nederland heeft drie ombudsmannen die zich met het leger bemoeien. Iedere burger of militair kan met klachten terecht bij de Nationale Ombudsman en veteranen ook bij de Veteranenombudsman. Daarnaast heeft het leger een eigen Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK). Deze luistert naar individuele klachten van soldaten, bemiddelt waar hij kan en is tevens adviseur van de minister.

Gedwongen te vechten
Reinier van Zutphen is zowel Nationale Ombudsman als Veteranenombudsman. Samen met Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht Bart Hoitink was hij gastheer van deze achtste ICOAF-conferentie. Reinier van Zutphen benadrukte in zijn openingstoespraak: “Mijn perspectief is dat van de individuele veteraan, niet dat van de regeringsmachinerie. Ik maak geen deel uit van de gevestigde orde van Defensie.” Het onderbrengen van de ombudsfunctie bij het bureau van de Nationale Ombudsman ziet hij als garantie voor onafhankelijkheid. “Als ombudsman ben ik een onafhankelijke partij waar mensen met hun klachten terecht kunnen en hun zorgen kunnen uiten. Ik zie kwetsbare veteranen tegenover ambtenaren die alleen maar de regels toepassen. Er worden in dit land nog steeds militairen en oud-militairen slecht behandeld. Veteranen moeten vaak jaren vechten om de regering zo ver te krijgen dat hun klachten worden erkend. Ze worden gedwongen te vechten tegen dezelfde regering die hun – met gevaar voor hun leven - heeft uitgezonden over de hele wereld.”

Minister van Defensie Jeanine Hennis-Plasschaert opende de conferentie. Het defensiepersoneel staat onder grote druk, erkende ze, doordat militairen steeds vaker en sneller operationeel worden ingezet en in moeilijke omstandigheden hun werk moeten doen. “Als wij zeggen dat ze moeten gaan, dan gáán ze, ongeacht hoe moeilijk of gevaarlijk de missie. Ze tonen een grote toewijding met grote persoonlijke risico's voor onze veiligheid, welvaart en vrijheid. Ze verdienen daarvoor onze voortdurende erkenning, respect en zorg.”

Mensenrechtenschending
Na de openingstoespraken bogen de gedelegeerden zich in verschillende sessies over de vraag hoe als ombudsman om te gaan met internationale missies. Bijna 120.000 militairen zijn actief in VN-vredesmissies en daarnaast zijn er internationale missies van regionale organisaties als de Afrikaanse Unie, de EU en de Navo. Ombudsinstituties kunnen een meer pro-actieve rol spelen door op eigen initiatief onderzoek te doen naast het reageren op klachten. De gedelegeerden kwamen tot de conclusie dat ombudsinstanties het mandaat moeten hebben om bij internationale missies klachten te ontvangen en te onderzoeken. Voordat militairen worden uitgezonden zouden ze een briefing moeten krijgen over de rol van de ombudsman bij de missie. Ze zouden ook heldere richtlijnen moeten meekrijgen over hoe schendingen van mensenrechten en vooral seksueel misbruik worden onderzocht en vervolgd en hoe slachtoffers worden beschermd. Elke schending van mensenrechten of fundamentele vrijheden van het militaire personeel of de plaatselijke bevolking moet worden gevolgd, gerapporteerd en geëvalueerd. De ombudsinstituties moeten bij internationale missies werken aan het opbouwen van vertrouwen en samenwerking tussen de ombudsinstituties van de betrokken landen, ministeries, commandanten en de plaatselijke bevolking. Omdat internationale missies steeds vaker uit troepen van meer landen bestaan, krijgen ze te maken met verschillende rechtssystemen en jurisdicties. Ombudsinstituten kunnen niet zomaar in elkaars zaken neuzen of hun eigen rechtssysteem toepassen op anderen. Ze zijn afhankelijk van de medewerking van de verschillende commandanten en van de ontvangende landen. Ze moeten daarom nadenken over hoe ze met elkaar en alle betrokken partijen gezamenlijk kunnen optreden en hiervoor internationale standaards ontwikkelen.

Van de 29 deelnemende landen aan deze conferentie hebben 28 te maken met internationale missies. Toch hebben maar zeven ombudsmannen hun troepen tijdens een missie bezocht. Ook blijkt dat er maar weinig klachten uit het buitenland bij de ombudsinstanties binnenkomen. Betekent dit dat er weinig te klagen valt of dat er obstakels zijn om te klagen? Soms dringen klachten pas achteraf door. Zo heeft de VN vorig jaar een onderzoek gelast naar seksueel misbruik door VN-troepen in de Centraal Afrikaanse Republiek. De voorzitter van de onderzoekscommissie, de Canadese oud-rechter Marie Deschamps kwam naar Amsterdam om hierover te vertellen. Haar verhaal onderstreept de conclusie van de ombudsmannen dat zij ook moeten onderzoeken waardoor het komt dat mensenrechtenschendingen en seksueel misbruik niet tijdig worden gemeld.

Troepenbezoek
Vorige maand hebben de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht Bart Hoitink, de Nationale en Veteranenombudsman Reinier van Zutphen samen met hun Duitse collega Hans-Peter Bartels een bezoek gebracht aan 'hun' troepen in Mali. Zij deden hiervan tijdens de conferentie verslag. Bartels nam vooraf uitgebreid de tijd voor een interview en oefende met de Nederlandse verslaggever nog even hoe je 'Van Zutphen' uitspreekt. De Duitse militaire ombudsman, de 'Wehrbeauftragte' van de bondsdag, wordt gekozen door het parlement en heeft daarin – letterlijk – een vooruitgeschoven zetel. Hij heeft geen stemrecht maar wel spreekrecht en kan zich met elk onderwerp bemoeien dat gevolgen heeft voor de soldaten. Zijn positie en bevoegdheden zijn vastgelegd in de Duitse grondwet. Elke soldaat mag een beroep op hem doen en elke instantie, niet alleen militaire maar ook bijvoorbeeld gemeenten, zijn verplicht om aan zijn onderzoeken medewerking te verlenen en inzage te geven in documenten. Hij reageert direct als er klachten komen van het 'front', ook als bijvoorbeeld de veiligheid (bepantsering) of het mandaat (schietinstructie) niet goed is geregeld.

Wat viel hem op bij het troepenbezoek aan Mali en ziet hij verschillen met de Nederlandse aanpak? Wehrbeauftragte Hans-Peter Bartels antwoordt dat hij ondanks de wettelijke verschillen net als zijn Nederlandse collega's vrij pragmatisch tegen zaken aankijkt en dat hun dezelfde dingen opvallen. Zo is er in het kamp in Mali te weinig water voor drinken, koken, wassen, douchen, koelen. Als het kamp te veel water oppompt, dan gaat dit ten koste van de plaatselijke bevolking. Het plan is nu dat de Nederlanders een nieuwe watervoorziening installeren, waarmee water kan worden hergebruikt. Hij zal betrokkenen hierover informeren maar verder eerst rustig afwachten. Pas als er niks gebeurt, komt hij in actie. Hij kan dan aan de bel trekken in het parlement en ook de publiciteit zoeken. Het valt hem overigens wel op dat de Nederlandse inspecteur-generaal niet zoals hij direct aan het parlement rapporteert. Het Nederlandse parlement staat wat meer op afstand. Een tweede probleem is de bureaucratie en controledrang van de VN. De militairen zijn hier veel zinloze tijd aan kwijt, terwijl de Europese standaards, bijvoorbeeld voor inrichting en materiaalgebruik, hoger zijn dan die van de VN zelf. Hij klinkt geërgerd: “Wij betalen het meeste zelf, ze moeten niet alles nog eens willen natellen”. Het derde wat hem opviel, was het onlinecontact met het thuisfront, zoals skypen. Het Duitse digitale systeem werkt niet zo goed en de Duitsers willen graag gebruik maken van het Nederlandse systeem. “Ook daar wordt wel een oplossing voor gevonden”.

Europees leger
Volgens Bartels is dit de eerste keer dat ombudsmannen uit verschillende landen samen op troepenbezoek gaan, “het eerste gemeenschappelijke troepenbezoek ooit, dit is helemaal nieuw”. Hij concludeert dat ondanks verschillen de Duits-Nederlandse samenwerking goed functioneert en dat de regels niet meteen hoeven te worden aangepast. Op een gegeven moment zal het wel tot internationale standaarden komen. “We zijn op weg naar een Europees leger, dus dit zal zich ook wel regelen.” Hij verwijst naar het Verdrag van Lissabon, waarin weliswaar niet gesproken wordt over een Europees leger maar over een Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid. Maar voorlopig is er nog niet eens een defensiecommissie in het Europees Parlement. Hij ziet de militaire samenwerking en integratie stapsgewijs gebeuren op het niveau van verschillende legereenheden. In december verwacht hij een initiatief voor de oprichting van een Europees hoofdkwartier.

Veteranen steunen
Een speciale sessie van de conferentie was gewijd aan de veteranen. Tweede-kamerlid Angelien Eijsink (PvdA) vertelde over de Nederlandse Veteranenwet die in 2012 mede op haar initiatief tot stand is gekomen. De wet definieert niet elke oud-militair als veteraan, maar iedereen die gediend heeft in oorlogssituaties, ook als hij of zij nog in actieve dienst is. Politici zijn verantwoordelijk voor het uitzenden van militairen en hebben daarmee ook de verantwoordelijkheid om te zorgen voor hun welzijn, zegt Eijsink. Deze zorg begint al voor uitzending. De Veteranenwet benadrukt een goede selectie en voorbereiding van uit te zenden militairen. De wet verplicht de overheid om ook de familie goed te informeren en voor te bereiden. De wet regelt een gezondheidsnetwerk voor veteranen, medische en psychische zorg en hulp bij het vinden van werk en re-integratie in de maatschappij. Elke veteraan kan terecht bij een centraal adres en telefoonnummer dat 24 uur per dag bereikbaar is. Naast het Veteraneninstituut is ook de jaarlijkse Veteranendag ingesteld. In Nederland was vanouds nooit veel aandacht voor veteranen en we doen niet aan heldenverering. Toch vindt Eijsink: “respect voor veteranen moet net zo normaal worden in onze maatschappij als steun aan ons Olympisch team”.

Enkele van mijn eerdere artikelen: 
(c) Ytzen Lont, Stylo
post@stylo.nl

Meer info: * DCAF * ICOAF * IGK * Nationale Ombudsman * Veteranenombudsman





Geen opmerkingen:

Een reactie posten