maandag 25 mei 2020

Zittenblijven afgeschaft

Ruim eenderde (38%) van de scholen schaft dit jaar vanwege de coronacrisis het zittenblijven af, lees ik vandaag in de Volkskrant. Het kán dus wel. Maar hoe kan dat dan en waarom nu wel? 

De Volkskrant hield een enquête onder alle middelbare scholen in Nederland. De enquête is ingevuld door 149 scholen, die samen lesgeven aan ongeveer 20 procent van alle leerlingen in het regulier voortgezet onderwijs. De middelbare scholen sloten hun deuren op 16 maart en gaan pas volgende week weer open. Veel scholen hanteren daarom dit jaar soepeler overgangsnormen en zo'n 38% laten iedereen overgaan. 

Dat het dit jaar anders gaat dan anders, begrijp ik, maar dat scholen ineens zonder zittenblijven kunnen, verbaast me. Nood breekt wet, snap ik ook wel, maar zittenblijven is nood. Zelf zou ik nóóit een kind naar een school sturen waar zittenblijven gezien wordt als een acceptabele onderwijsmethode. Nou heb ik geen kinderen, dus ik heb makkelijk praten. Maar ik was er ooit wel een. Klassikaal onderwijs en zittenblijven zijn uitgevonden om te voorkomen dat leraren overspannen raken en het is zeker nuttig als tenminste een deel van de leerkrachten het onderwijs overleeft. Maar het blijft een bizarre uitvinding, dat zittenblijven. Om alles over te laten doen als je op onderdelen faalt en de leerling om die reden uit zijn sociale context te halen. Die klas is er dus voor de leraar en niet voor de leerling, zo blijkt. 

Maar goed, mensen roepen dat 'na de corona' alles anders wordt - we gaan allemaal van elkaar houden en zo - dus misschien zullen mensen nu eindelijk opstaan tegen zittenblijven. 

Volkskrant 25-05-2020 Eenderde scholen schaft zittenblijven af in coronajaar

zaterdag 16 mei 2020

Normen

Uit de kast
Het lot wijst een boek, bladzijde, zin en woord uit de kast
van Ytzen Lont


Na Inge uit Hilversum heeft deze week Anneke uit Odijk voor mij het lot uitgekozen dat een tekst aanwijst uit mijn archief of boekenkast. Ze wijst blindelings een plank aan met boeken, brochures, wetteksten en nota’s over ruimtelijke ordening en bouw. Als kleine zelfstandige heb ik jaren secretariaat en tekstredactie gedaan voor gemeenten en stedenbouwkundige bureaus. Vooral de Vinex, de vierde nota over de ruimtelijke ordening extra, leverde veel werk op. Vandaar mijn ‘collectie’ over dit onderwerp. 


Na jaren secretariaatswerk gedaan te hebben via uitzendbureaus, ben ik op m’n dertigste voor mijzelf begonnen, gestart in 1984/85. Ik werkte al een paar jaar zelfstandig, onder andere voor de Universiteit Utrecht, toen ik op een dag in mei 1987 werd gebeld door Antoinette (de beste intercedente van Nederland, een echte matchmaker) met de dringende vraag of ik diezelfde avond voor Randstad een notuleerklusje wilde doen. Ik mocht er een week over doen, dus dat kon ik wel inplannen. Die avond zat ik in een (vanwege de diapresentatie) halfdonker zaaltje in Utrecht-Lunetten op een inspraakavond van de gemeente Utrecht over “vlek 24/26”, een woningbouwproject langs het spoor. Tachtig zeer betrokken en goed ingelezen omwonenden in een zaaltje en één man die van niks weet die het op mag schrijven. Aan het eind van de avond liet stedenbouwkundige Pim Le Large van de gemeente weten dat het college van B&W over een week een beslissing zou nemen. Niks ‘week uitwerken’, die week was niet voor de notulist maar voor het College. Wie A zegt, moet ook B zeggen, ik kon niet meer terug en ben de hele nacht doorgegaan om het verslag de volgende ochtend in te leveren bij de gemeente. Dat maakte indruk en een paar weken later werd ik door de afdeling Stedenbouw ingehuurd voor “juridisch advieswerk”. Lees: schrijfwerk. Dat ene avondje notuleren heeft mij een jarenlange constante werkstroom in de ruimtelijke ordening opgeleverd. Vandaar dus mijn ‘collectie’. 


Het lot wijst op het boek “Kleine Gids voor de Bouwvoorschriften” van ir. H.L. Marinus uit 1987, daarvan bladzijde 62, regel 9, het vijfde woord: “de”. Aan alleen een lidwoord heb ik weinig, dus ik zet het maar even in context: “Naast de standaardafmetingen bevatten de meeste normen voor bouwmaterialen ook bepalingen met betrekking tot de kwaliteitsnormalisatie”. Deze kleine gids is bedoeld voor bouwkundigen, architecten, aannemers, constructeurs, fabrikanten van bouwmaterialen, projectontwikkelaars en controlerende ambtenaren. Dat laatste beroep klinkt wat koel, maar niet voor mij. Mijn eigen vader was jarenlang bouwkundig opzichter, eerst in Harlingen (waar ik geboren ben), later in Schiedam, Pijnacker en Barneveld. Daar begon hij vervolgens in 1963 met enkele compagnons de Bouw Industrie Barneveld. Als opzichter was hij “buitengewoon opsporingsambtenaar” (BOA), wat vandaag de dag een wat sullig imago heeft gekregen. Maar mijn oudste zus wist als kind nog wel eens belagers op afstand te houden door te roepen: “mijn vader is bij de politie, hoor!’. Mijn vaders technisch vernuft heb ik niet geërfd, wel zijn ruimtelijk inzicht en het kunnen lezen van plattegronden, wat mij in mijn werk voor de ruimtelijke ordening erg van pas is gekomen. Toen ik een kleuter was en wij in een flat op het Wibautplein in Schiedam-Nieuwland woonden, stond mijn vaders tekenmachine op het dressoir in de woonkamer en ik heb menig woning op de tekentafel zien ontstaan. Met het scheermesje en de duivenveer als gum. (1)


Als kinderen hadden wij de taak om lichtdrukken te laten maken bij Engel in Amersfoort (“Er wordt op gewacht!”) en vergunningaanvragen in te leveren op het gemeentehuis in Barneveld, waar we de verstoorde blikken van een hok vol ambtenaren moesten trotseren. Zo moesten we leren over de drempel van onze verlegenheid te stappen. Als tiener typte ik voor mijn vader de vergunningaanvragen uit. Mijn carrière in de tekstverwerking begon als dertienjarige met woningen bestemd ter bewoning en hemelwaterafvoerleidingen (HWA) uitgevoerd in PVC.


De Kleine Gids van ingenieur Marinus gaat over bouwrecht, bouwwetgeving, normalisatie en certificatie. In de tijd dat ik voor de gemeente werkte wist ik alles - nou ja, niet alles - over “artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening” en “artikel 50 van de Woningwet”, maar die kennis is weggezakt en achterhaald. Veel van de bouwwetgeving is nu samengevoegd in de nieuwe Omgevingswet. De reden van dit recht is nog hetzelfde. De Kleine Gids begint er mee. Ongezonde omstandigheden maakten overheidsingrijpen noodzakelijk en leidden tot de Woningwet van 1901. Voor het eerst ging de rijksoverheid zich bemoeien met bouwen en wonen. Sindsdien wonen mensen in veel gezondere omstandigheden. In mijn jeugd zag ik nog vaak de bordjes "onbewoonbaar verklaarde woning" op een woning gespijkerd. Of zoals men wel zei een "onverklaarbaar bewoonde woning".


Maar het hoofdstuk waarheen het lot mij leidt, gaat over “normalisatie”. “Dat moeren heden ten dage feilloos op de bijbehorende bouten passen, ongeacht het fabrikaat, is een geslaagd voorbeeld van normalisatie” (p55). De Kleine Gids toont er een plaatje bij van NEN 5555 voor “Platverzonken draadnagels met geruite kop”. Het klinkt als een liedje uit de vaderlandse geschiedenis over een jongetje in Vlissingen dat naar zee wil.


De normen worden uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut (NNI). Ze worden niet eenzijdig vastgesteld en opgelegd, maar zijn een product van overeenstemming tussen de leden van de betreffende normcommissie. Er staat niet bij dat ze abnormaal duur zijn. Ik heb er ook wel eens eentje besteld, want voor alles is een norm. Voor de internationale samenwerking is het NNI lid van de International Organization for Standardization (ISO) in Genève en het Comité Européen de Normalisation (CEN). Van internationaal belang is ook het Deutsches Institut für Normung (DIN). Denk maar aan de alom bekende norm DIN A4, waar we het aan te danken hebben dat ons papier in de printer past. In mijn jeugd werkten we nog met kwarto en folio en aan het begin van het computertijdperk moesten we het ineens een tijdje doen met 11” of 12” (inch) kettingpapier. 


DIN A4 is een afgeleide van A0, een vierkante meter met een lengte-breedteverhouding van wortel 2 (= circa 1,41) staat tot 1. Door A0 telkens over de lengte te vouwen, ontstaat A1, A2 en zo verder. Een A4’tje is dus een zestiende van A0 en weegt bij 80 gr/m2 80/16 = 5 gram. Deze kennis staat niet in de kleine gids voor de bouw, maar gooi ik er toch maar even tussendoor, want dit moest ik weten voor mijn kantoorboekhandeldiploma van de Stichting Opleiding Kantoorinstallaties, - artikelen en -papierwaren (Sokap). En het is toch ook weer van belang voor de bouw, want tekenpennen (zoals de bekende Rotring-pennen) werken  met dezelfde verhouding als de papiernorm, dus als je een bouwtekening op halve grootte laat afdrukken (bijvoorbeeld van A3 naar A4), dan kan je met de volgende maat uit de reeks (DIN 15) in de juiste lijndikte verder tekenen. 


Volgens de Kleine Gids (p61) hebben normen voor bouwmaterialen altijd een belangrijke rol gespeeld in de bouwwereld. In de begintijd van de normalisatie, aan het eind van de Eerste Wereldoorlog, richtte de aandacht zich vooral op de maatnormalisatie. Zo kom ik terug op mijn huiswerk voor vandaag, bladzijde 62 regel 9: “Naast de standaardafmetingen bevatten de meeste normen voor bouwmaterialen ook bepalingen met betrekking tot de kwaliteitsnormalisatie”. 


Daar heb ik weinig aan toe te voegen. 

-----

(1) Voor wie deze techniek van raderen niet kent: wegschrapen met een scheermesje, schoonvegen met een veer.


PS. Mijn boeken staan nog wat door elkaar. Dit waren de eerste tien boeken die ik oversloeg om bij het opgegeven elfde boek uit te komen: 

  • concept-Structuurmodel Houten, ‘Waar de huizen glimlachen’, 10-11-1995, gemeente Houten

  • Streekplan Provincie Utrecht, 01-07-1994

  • Een winkelhart van buurt tot binnenstad, Detailhandelsnota Gemeente Utrecht, januari 1988

  • Gemeentewijzer, 1989, boek bij de gelijknamige Teleac-cursus

  • Stadsplannen, een beschrijving van planvormen, ruimtelijk beleid en rechtszekerheid, oktober 1993, gemeente Utrecht

  • Masterplan Leidsche Rijn, Projectbureau Leidsche Rijn, 1995, in opdracht van de gemeenten Utrecht en Vleuten-De Meern door BVR, Riek Bakker

  • Grondwet en Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, 7e druk, 1972 (gekocht 1982)

  • Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden, tekst en toelichting, 3e druk, 1991

  • Onze Grondwet, De rechtsstaat en de grondrechten verklaard voor nieuwe Nederlandse burgers, VNG, 2003

  • De Dagvaarding, het proces tegen de staat inzake de plaatsing van kruisraketten, 1985


woensdag 13 mei 2020

Duitse rechter weert zich

Duitse rechter weert zich

Het Bundesverfassungsgericht (BVG), het Duitse Constitutioneel Hof in Karlsruhe, verdedigt zich tegen de kritiek van het EU-Hof (8/5) en de Europese Commissie (10/5) op de rechterlijke uitspraak van 5 mei over het opkoopprogramma van de Europese Centrale Bank. Wie heeft het wanneer voor het zeggen in Europa? In verschillende media (1) mengt de Duitse rechter Peter Michael Huber van het Duitse Constitutioneel Hof zich nu in de discussie. Hij waarschuwt voor een verkeerde uitleg van het vonnis en wijst er op dat het Europese recht niet altijd en overal onbegrensd geldig is.

De Europese Unie is geen federale staat en het unierecht heeft geen absolute voorrang op de rechtsordening van de lidstaten, zegt Huber. De uitspraak van commissievoorzitter Ursula von der Leyen dat het Europese recht altijd en zonder enige beperking geldt, noemt hij "falsch", onjuist. Het Bundesverfassungsgericht respecteert de uitspraken van het EU-Hof en eigent zich de uitleg van het Europese recht niet toe. "We willen juist méér EU-Hof, we willen dat het Hof zijn werk beter doet. Het EU-Hof moet er aan bijdragen dat de verdeling van competenties in Europa beter functioneert." 

De uitspraak die het Bundesverfassungsgericht 5 mei deed is volgens Huber helemaal niet zo ingrijpend. "We willen alleen dat de Europese Centrale Bank de besluiten onderbouwt en in de openbaarheid verantwoordt. We hebben niet opgedragen het opkoopprogramma te stoppen of er inhoudelijke voorwaarden aan verbonden. Wel willen we dat aangetoond wordt dat het nog binnen het mandaat valt." De plicht tot onderbouwing en verantwoording zou in de statuten van de Europese Centrale Bank kunnen worden opgenomen en de verhouding tussen het Duitse Constitutioneel Hof en het EU-Hof zou door een mechanisme van arbitrage kunnen worden opgelost.

Heldere uitleg in Duitslandnieuws

Absoluut lezenswaard is een artikel van advocaat Axel Hagedorn op de website van Duitslandnieuws. Hij wijst er terecht op dat er bij alle kritiek weinig naar de inhoud van de uitspraak wordt gekeken. Het Duitse Constitutioneel Hof staat volgens hem in zijn recht in zijn kritiek op het opkoopprogramma van de ECB. Het 74 pagina's tellende oordeel (3) is zeer goed onderbouwd. Het Constitutioneel Hof richt zich vooral op de naleving van artikel 5 lid 1 van het EU-verdrag (3), waar staat: "De afbakening van de bevoegdheden van de Unie wordt beheerst door het beginsel van bevoegdheidstoedeling. De uitoefening van die bevoegdheden wordt beheerst door de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid." 

Volgens het Duitse Hof gaat het grootschalige opkoopprogramma van staatsleningen verder dan de bevoegdheid van de bank. Dat kan geoorloofd zijn als het nodig is, maar dan moet het in verhouding staan tot het doel. De ECB heeft monetair beleid als exclusieve taak en niet het sociaal-economisch beleid, wat door de democratisch gecontroleerde organen gevoerd wordt. Het Hof in Karslruhe stelt zelf niet vast dat het opkoopprogamma buiten de competentie van de ECB valt, maar heeft kritiek op zowel de ECB als het EU-Hof, omdat niet onderbouwd wordt waarom het opkoopprogramma nodig is om de beoogde inflatie van 2% te bereiken. EU-lidstaten kunnen volgens het grondwettelijk hof niet gedwongen worden tot beleid dat niet in lijn is met het EU-verdrag. 


Bronnen:

(1) o.a. in Focus en Süddeutsche Zeitung

(2) Duitslandnieuws 11-05-20 Axel Hagedorn: 
Duitse Constitutioneel Hof staat in zijn recht met kritiek op ECB-opkoopprogramma

(3) Bundesverfassungsgericht Urteil vom 05. Mai 2020
2 BvR 859/15, 2 BvR 980/16, 2 BvR 2006/15, 2 BvR 1651/15


Zie mijn eerdere blogs: 

05-05-20 Europese Bank botst met Duitse grondwet
met link naar uitspraak Duitse Constitutioneel Hof
08-05-20 Luxemburg tikt Karlsruhe op de vingers
met link naar de persverklaring van het EU-Hof

dinsdag 12 mei 2020

Dalend dodental

Facebook herinnert mij aan een bericht van vandaag vijf jaar geleden, 12 mei 2015, op de Dag van de Verpleging, waarin staat dat Sierra Leone een week lang geen nieuwe meldingen van ebola heeft gehad. Goed nieuws! Daarmee was het land nog lang niet officieel ebolavrij, want daarvoor geldt dat het 2x de incubatietijd, dus 2x 21 = 42 dagen geen nieuwe gevallen moet hebben gehad. Maar dat mooie moment kwam toen wel dichterbij. Ik schreef bij het bericht: "Waar ik vooral blij om ben, is dat de kinderen en studenten weer naar school kunnen." Na een jaar lang lockdown.

Nu is het land opnieuw in de ban van een dreigend virus en ligt het openbare leven in het straatarme land weer gedeeltelijk stil. Maar het totale aantal geïnfecteerden daar is tot nu toe lager dan bij ons per dag en de hoop is dat een grote uitbraak kan worden voorkomen.

Nu bij ons het aantal doden per dag daalt - gisteren las ik een aantal van 16 - veranderen de getallen weer langzaam in individuen. Eén dode is erger dan duizend of zes miljoen, wordt er wel eens gezegd, want die ene is een persoon en geen getal. Die grote getallen bestaan uit even zovele eenlingen. Zo'n getal van 16 geeft eerst een zucht van verlichting. Het valt dus wel mee. Het is ook niet doodsoorzaak nummer 1. In 2018 overleden in Nederland 153.363 mensen. Dementie, longkanker, beroerte, coronaire hartziekten en hartfalen vormden de top vijf van doodsoorzaken die leiden tot de hoogste sterfte. De longziekte COPD (voorheen ook wel chronische bronchitis genoemd) valt net buiten de top vijf op de zesde plaats. Naast enge ziekten zijn er ook nog ongelukken en geweld. De ene dode is niet minder erg dan de andere en het is geen wedstrijdje in lijden.  In zoverre is corona slechts één in het rijtje. "En je moet toch ergens aan doodgaan", wordt wel eens gezegd. Maar er is een belangrijk verschil tussen een hartstilstand en een virus. Na een hartstilstand staat ook de ziekte stil. Ook kanker stopt bij de dood. Mijn oudere broer (die vandaag jarig is en met wie we nu op afstand het leven vieren) zei op de begrafenis van mijn jongere broer iets dat mij raakte: dat met zijn dood eindelijk ook de in zijn lichaam om zich heen grijpende ziekte stopte. Een troost uit het ongerijmde.

Het bijzondere van besmettelijke virussen als mazelen, ebola of corona is, dat het in heel korte tijd de hele bevolking kan treffen. Mazelen bijvoorbeeld is zonder immuniteit bijna 100% besmettelijk, niet iedereen gaat er dood aan maar het treft iedereen. Daarom is immuniteit zo belangrijk. Bij een nieuw virus is er geen natuurlijke immuniteit, geen vaccin en geen medicijn. Er is maar één manier om het te stoppen en dat is het te isoleren om te voorkomen dat het overspringt. Bij dierziekten doen we dat door een vervoersverbod en het doden van gezonde dieren in de wijde omtrek. Voor mensen is dat een wat al te rigoureuze oplossing, maar in gedachten houd ik dat nog wel eens voor ogen om te beseffen door welke fase we heengaan en waarom we bij een virus zoveel agressiever reageren dan bij andere ziekten. Zolang het niet helemaal weg is, kan er op elk moment ook weer een nieuwe uitbraak komen.

Maar voor nu daalt gelukkig het aantal doden, 16, 15, noem een getal onder de 10. Uiteindelijk komt de statistiek terug op 1. Een zucht van verlichting en dan toch weer benauwd. Wat als ik die ene ben?