Het Duitse Constitutioneel Hof heeft vandaag, 5 mei, uitgesproken dat de Europese Centrale Bank met het grootschalige opkoopprogramma van staatsleningen gedeeltelijk buiten zijn boekje is gegaan. Het Hof draagt de Bundesbank op om zich hiertegen te verzetten. De Duitse regering en de bondsdag hadden er op moeten letten of het Europese opkoopprogramma wel in verhouding staat tot het doel en ze moeten de gevolgen voor Duitsland beperken. Overigens zegt het Hof niet te kunnen vaststellen of het opkoopprogramma daadwerkelijk in strijd is met het verbod op monetaire begrotingsfinanciering. Ook spreekt het Hof zich niet uit over de huidige maatregelen van de Europese Centrale Bank die samenhangen met de coronacrisis.
De uitspraak betreft met name de opkoopprogramma's van 1 januari 2019 en 1 november 2019. Daarmee gaat de centrale bank mogelijk verder dan het mandaat toestaat, in juridische termen: "ultra vires" (buiten zijn bevoegdheid). Duitse instellingen, zoals regering, parlement, ambtenaren en gerechtshoven, mogen niet meewerken aan het totstandkomen of uitvoeren van besluiten die buiten de bevoegdheid van het orgaan vallen. Het Hof verbiedt de Bundesbank om in het bestuur van de ECB mee te werken aan het besluit, tenzij de ECB in een nieuw besluit controleerbaar aantoont dat het monetaire doel [stabiele euro] in verhouding staat tot de economische en fiscale uitwerking. De Bundesbank moet er ook voor zorgdragen dat de staatsleningen te zijner tijd weer worden afgestoten.
Europees recht en de grondwet
Duitsland kent, in tegenstelling tot Nederland, een constitutioneel hof, het Bundesverfassungsgericht in Karlsruhe. Elke rechthebbende Duitse burger, maar ook de overheidsinstellingen zelf, tot de president aan toe, kunnen wetten en overheidsbesluiten laten toetsen aan de grondwet. Er is nog een ander verschil tussen Nederland en Duitsland. "In Nederland is er niet alleen sprake van voorrang, maar ook van een hïerarchische onderschikking aan het Europese recht", aldus Niels Graaf in een recent artikel in het Nederlands Juristenblad (NJB). Mr. N.A. Graaf is promovendus rechterlijke cultuur aan de Universiteit Utrecht. Het is niet zo dat regering, parlement en rechtspraak niets te zeggen hebben over Europese besluiten of dat besluiten niet bestreden kunnen worden, maar rechtmatig genomen besluiten vallen 'automatisch' binnen het Nederlandse grondwettelijk recht.
D66 wil het lidmaatschap van de Europese Unie vastleggen in de Nederlandse grondwet en verwijst daarbij onder andere naar Duitsland. Niels Graaf schrijft daarover: "Het merkwaardige feit doet zich voor dat het Duitse ‘Artikel 23’ niet alleen het EU-lidmaatschap legitimeert, maar ook de werking en voorrang van het EU-recht faciliteert. Ook in Frankrijk leeft het idee dat het Europese recht functioneert op grond van het Franse constitutionele recht." Er schuilt dus een paradox in het idee van D66 om de EU op te nemen in de grondwet: het leidt tot een beperking van de autonomie van het Europese recht. Niels Graaf: "Volgens de Duitse doctrine – in tegenstelling tot de heersende Nederlandse leer – wordt de voorrang van het EU-recht verleend bij gratie van het Duitse Grundgesetz. Het Duitse Constitutionele Hof laat daar geen misverstand over bestaan. De Duitse Grondwet staat aan de top van de hiërarchie. Het Europese recht zweeft daar onder; net boven normale Duitse wetgeving."
Het Duitse Constitutioneel Hof kan via de Duitse grondwet dus uitspraken doen over Europese besluiten die het Duitse recht raken. Maar het Hof doet dit ook niet onbeperkt. Zolang de EU een gelijkwaardige grondwettelijke bescherming biedt als de Duitse constitutie, laat 'Karlsruhe' het - net als in Nederland - aan 'Europa' over.
Bronnen:
(1) Beschlüsse der EZB zum Staatsanleihekaufprogramm kompetenzwidrig
Pressemitteilung Nr. 32/2020 vom 5. Mai 2020
Urteil vom 05. Mai 2020
2 BvR 859/15, 2 BvR 980/16, 2 BvR 2006/15, 2 BvR 1651/15
(2) Averechtse rechtsvergelijkingen
NJB 2020/633 afl. 10, 13 maart 2020, Niels Graaf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten