Duitse rechter weert zich
De Europese Unie is geen federale staat en het unierecht heeft geen absolute voorrang op de rechtsordening van de lidstaten, zegt Huber. De uitspraak van commissievoorzitter Ursula von der Leyen dat het Europese recht altijd en zonder enige beperking geldt, noemt hij "falsch", onjuist. Het Bundesverfassungsgericht respecteert de uitspraken van het EU-Hof en eigent zich de uitleg van het Europese recht niet toe. "We willen juist méér EU-Hof, we willen dat het Hof zijn werk beter doet. Het EU-Hof moet er aan bijdragen dat de verdeling van competenties in Europa beter functioneert."
De uitspraak die het Bundesverfassungsgericht 5 mei deed is volgens Huber helemaal niet zo ingrijpend. "We willen alleen dat de Europese Centrale Bank de besluiten onderbouwt en in de openbaarheid verantwoordt. We hebben niet opgedragen het opkoopprogramma te stoppen of er inhoudelijke voorwaarden aan verbonden. Wel willen we dat aangetoond wordt dat het nog binnen het mandaat valt." De plicht tot onderbouwing en verantwoording zou in de statuten van de Europese Centrale Bank kunnen worden opgenomen en de verhouding tussen het Duitse Constitutioneel Hof en het EU-Hof zou door een mechanisme van arbitrage kunnen worden opgelost.
Heldere uitleg in Duitslandnieuws
Absoluut lezenswaard is een artikel van advocaat Axel Hagedorn op de website van Duitslandnieuws. Hij wijst er terecht op dat er bij alle kritiek weinig naar de inhoud van de uitspraak wordt gekeken. Het Duitse Constitutioneel Hof staat volgens hem in zijn recht in zijn kritiek op het opkoopprogramma van de ECB. Het 74 pagina's tellende oordeel (3) is zeer goed onderbouwd. Het Constitutioneel Hof richt zich vooral op de naleving van artikel 5 lid 1 van het EU-verdrag (3), waar staat: "De afbakening van de bevoegdheden van de Unie wordt beheerst door het beginsel van bevoegdheidstoedeling. De uitoefening van die bevoegdheden wordt beheerst door de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid."
Bronnen:
Zie mijn eerdere blogs:
Volgens het Duitse Hof gaat het grootschalige opkoopprogramma van staatsleningen verder dan de bevoegdheid van de bank. Dat kan geoorloofd zijn als het nodig is, maar dan moet het in verhouding staan tot het doel. De ECB heeft monetair beleid als exclusieve taak en niet het sociaal-economisch beleid, wat door de democratisch gecontroleerde organen gevoerd wordt. Het Hof in Karslruhe stelt zelf niet vast dat het opkoopprogamma buiten de competentie van de ECB valt, maar heeft kritiek op zowel de ECB als het EU-Hof, omdat niet onderbouwd wordt waarom het opkoopprogramma nodig is om de beoogde inflatie van 2% te bereiken. EU-lidstaten kunnen volgens het grondwettelijk hof niet gedwongen worden tot beleid dat niet in lijn is met het EU-verdrag.
Bronnen:
Duitse Constitutioneel Hof staat in zijn recht met kritiek op ECB-opkoopprogramma
(3) Bundesverfassungsgericht Urteil vom 05. Mai 2020
2 BvR 859/15, 2 BvR 980/16, 2 BvR 2006/15, 2 BvR 1651/15
2 BvR 859/15, 2 BvR 980/16, 2 BvR 2006/15, 2 BvR 1651/15
Zie mijn eerdere blogs:
05-05-20 Europese Bank botst met Duitse grondwet
met link naar uitspraak Duitse Constitutioneel Hof
08-05-20 Luxemburg tikt Karlsruhe op de vingers
met link naar de persverklaring van het EU-Hof
met link naar uitspraak Duitse Constitutioneel Hof
08-05-20 Luxemburg tikt Karlsruhe op de vingers
met link naar de persverklaring van het EU-Hof
11-05-05 Europa trekt strepen in het zand
Geen opmerkingen:
Een reactie posten