donderdag 2 november 2017

Ouder worden

Een tijdje geleden noemde ik in een gesprek met een vriend, die bestuurder is van een verpleeghuis, een verhaal dat ik eens geschreven heb in mijn tienerjaren. Het is een opstel Nederlands in 4-havo onder de opgekregen titel "Is ouder worden altijd een zegen?" Ik heb het opstel hier geplaatst.

Mijn hierboven genoemde gesprekspartner wijst er op dat je niet moet spreken van "demente bejaarden" maar van "ouderen met dementie". Met de diepere gedachte daarachter ben ik het zeer eens. Een mens valt niet samen met zijn ziekte. Een mens is in elke levensfase en levenstoestand menswaardig, geen 'object' maar altijd ook 'subject' (vroeger noemden we dat de "ziel"). Daarbij ben ik allergisch voor het begrip "kwaliteit van leven", omdat dat vaak een oordeel, een rapportcijfer inhoudt. En uit mijn eigen ervaring weet ik dat na het uitdelen van rapportcijfers er altijd iemand blijft zitten die niet meer mee kan komen. 

Maar vanuit mijn taalbeleving - en ik beleef het leven talig - heb ik geen moeite met het begrip "demente bejaarden": het bijvoeglijk naamwoord wordt hier bijgevoegd aan het zelfstandig naamwoord maar valt er niet mee samen. Integendeel, je kunt van alles bijvoegen wat iets zegt over die ene persoon zonder dat de zelfstandigheid van die naam wordt aangetast. Bij elke bijvoeging leer je iets over deze persoon kennen. De oude, ervaren, lieve, nukkige, zieke, lastige, demente mens blijft nog altijd in alle opzichten een mens. Ook met de begrippen "dement" en "bejaarde" (o, dat mag ook niet meer) heb ik geen moeite. Bejaard betekent niets meer dan dat je een aantal jaren achter de rug hebt, strikt genomen ben je het vanaf je eerste verjaardag, en de-menteren betekent dat je mentaal achteruitgaat - en of je het nou wilt of niet: dat begint zodra je volwassen bent.

In het verhaal noem ik opa "seniel" en laat ik hem "kinds" zijn, kinderlijk gedrag vertonen, zoals spelen en limonade drinken. Of ik dit laatste als stijlfiguur bedoeld heb of dat ik niet beter wist, weet ik niet meer. Ik zou het nu niet meer zo beschrijven. Het woord "seniel" heb ik zeker bewust gekozen om de cynische toon van het verhaal. Het woord "kinds", dat vroeger heel gewoon was, wordt nu als denigrerend ervaren. Ook dat mag niet meer, om begrijpelijke redenen. Toch mis ik het woord wel, omdat het niet zozeer een ziekte uitdrukt als wel een natuurlijke levensfase, aan het eind is de cirkel weer rond. Als ons leven in onwetendheid begint, waarom zou het niet in onwetendheid mogen eindigen? Ik heb het niet over het lijden, dat er in verschillende levensfasen kan zijn, of over de medische aspecten maar over moreel en moraal en taal. In mijn kindheid hoorde kindsheid er gewoon bij. Het was normaal als wij als kinderen - "o, daar loopt de buurvrouw!" - weer even achter een dwalende buurvrouw aangingen om haar de weg naar huis te wijzen. Ik heb mijn beide grootmoeders, mijn moeder en anderen zien dementeren. In de omgang heb ik er van jongsafaan nooit moeite mee gehad. Het hoorde erbij. Ik wil het lijden dat ermee gepaard gaat niet bagatelliseren - ik zie mijn moeder en mijzelf nog allebei huilend op de rand van haar bed zitten op de eerste ochtend dat ze wakker werd in een vreemd verzorgingstehuis - en ik besef ook wel dat het een gemene ziekte is. Toch werd het ooit minder als een van buiten komend onheil ervaren, maar als iets dat bij het leven hoort en daarmee bij je eigen levensverhaal. Makkelijk is het niet, omdat het leven niet makkelijk is, maar het hoeft ook niet per se moeilijker te zijn dan levensfases waarin vooral veel moet gemoeten. 

Het is een cynisch opstel geworden, met de zwartgallige humor die ik als tiener had. Toch was het in dit geval vooral een spelen met de retorische vraag die de leraar ons oplegde en waarop hij geen enthousiast en volmondig ja kon verwachten. Maar mede daardoor klinkt het nog altijd actueel. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten