Toen ik in 1997 in Houten-Zuid kwam wonen, was het laatste waar ik aan dacht een gezinswoning met tuin. Maar iets anders was moeilijk te vinden. Een tuin zie ik meer als last dan als lust, maar heb ik maar op de koop toe genomen. Wat mij in het begin erg tegenviel, is hoeveel moeilijker het hier was om sociale contacten te leggen in vergelijking met wat ik gewend was in de grote stad Utrecht. Daar woonde ik in een galerijflatje en zodra ik buiten stond had ik contact met de buren. We aten samen, we kenden elkaars problemen, we vergaderden wat af en de woningbouwvereniging zorgde als gemeenschappelijke vriend en vijand voor structuur en ondersteuning. We waren in 1981 al van het gas af, kookten elektrisch en de blokverwarming zorgde binnen een seconde voor heet water, zoals ik dat nu alleen in de reclame zie.
In Houten zorgt de tuin voor een grotere afstand tot de buitenwereld en het inburgeren kostte mij in het begin veel moeite. Ik herinner mij nog dat ik vanuit de modderige Loerikse bouwput naar het Oude Dorp glibberde en daar in een winkel bij het afrekenen een tirade over mij heen kreeg toen ik vertelde dat ik in Zuid was komen wonen. Volgens de winkelier werd de Vinexwijk alleen gebouwd om de zakken van de wethouders te spekken. Het was duidelijk dat hij in mij als Houten-Zuiderling geen welkome nieuwe klant zag maar een bedreiging van zijn rust.
Inmiddels ken ik meer mensen in Houten en ik heb geweldige buren, maar mijn sociale leven speelt zich grotendeels buiten Houten af. Contacten in Houten lopen vaak via de kinderen. Zij zijn de ticket tot de sociale cohesie waar de SGP het over heeft. Maar wie die ticket om welke reden dan ook niet heeft weten te bemachtigen, valt daar buiten. Als alleenstaande zonder kinderen betaal ik via de belastingen graag mee aan de kinderbijslag, veiligheid, voorzieningen en goed onderwijs voor de kinderen van anderen. Maar het idee dat we allemaal voor de wipkip in Houten zijn komen wonen, vind ik een platte visie op de Houtense gemeenschap.
Omdat ik naar eer en geweten vond dat ik in m’n eentje te veel Houtense ruimte opslokte, heb ik al vrij snel besloten een kamer te verhuren. Iets wat ik iedereen waar de situatie het toelaat in overweging zou willen geven. Ik deelde mijn woning met een Houtense tiener die niet thuis kon wonen, omdat het gezinsleven nu eenmaal niet altijd zo idyllisch is als we zouden wensen, achtereenvolgens vier jonge mannen die een oorlog zijn ontvlucht, een vroedvrouw in opleiding die ik ‘s nachts het huis uit hoorde rennen om Houtense baby’s op de wereld te brengen en mijn broer in het laatste jaar van zijn leven kon er ook nog wel bij op een ziekenhuisbed in de woonkamer. Het enige wat ik te bieden had, was ruimte.
Houten heeft ruimte genoeg om ruim en laag te bouwen, schrijft Gijs van Leeuwen. Ik weet waarop hij doelt: het open buitengebied aan de oostkant van Houten. Waarom was ik ook al weer in Houten komen wonen? O ja, daarom. In vijf minuten ben ik in het buitengebied waar ik zoveel van houd. Ik dacht dat dit ook behoorde tot het veelgeroemde ‘Houtens DNA’, maar met déze genetische manipulatie heeft de SGP geen moeite. De SGP wil dit groen verstenen. Heeft elke Houtenaar dan recht op zijn eigen weiland en mag hier nooit gebouwd worden? Dat zal ik niet zeggen. Maar het gratuite “ruimte zat” en het populistische “wij weten wat de mensen willen” geven mij niet het gevoel dat hier veel ruimte is voor wie anders leeft.
Inmiddels ken ik meer mensen in Houten en ik heb geweldige buren, maar mijn sociale leven speelt zich grotendeels buiten Houten af. Contacten in Houten lopen vaak via de kinderen. Zij zijn de ticket tot de sociale cohesie waar de SGP het over heeft. Maar wie die ticket om welke reden dan ook niet heeft weten te bemachtigen, valt daar buiten. Als alleenstaande zonder kinderen betaal ik via de belastingen graag mee aan de kinderbijslag, veiligheid, voorzieningen en goed onderwijs voor de kinderen van anderen. Maar het idee dat we allemaal voor de wipkip in Houten zijn komen wonen, vind ik een platte visie op de Houtense gemeenschap.
Omdat ik naar eer en geweten vond dat ik in m’n eentje te veel Houtense ruimte opslokte, heb ik al vrij snel besloten een kamer te verhuren. Iets wat ik iedereen waar de situatie het toelaat in overweging zou willen geven. Ik deelde mijn woning met een Houtense tiener die niet thuis kon wonen, omdat het gezinsleven nu eenmaal niet altijd zo idyllisch is als we zouden wensen, achtereenvolgens vier jonge mannen die een oorlog zijn ontvlucht, een vroedvrouw in opleiding die ik ‘s nachts het huis uit hoorde rennen om Houtense baby’s op de wereld te brengen en mijn broer in het laatste jaar van zijn leven kon er ook nog wel bij op een ziekenhuisbed in de woonkamer. Het enige wat ik te bieden had, was ruimte.
Houten heeft ruimte genoeg om ruim en laag te bouwen, schrijft Gijs van Leeuwen. Ik weet waarop hij doelt: het open buitengebied aan de oostkant van Houten. Waarom was ik ook al weer in Houten komen wonen? O ja, daarom. In vijf minuten ben ik in het buitengebied waar ik zoveel van houd. Ik dacht dat dit ook behoorde tot het veelgeroemde ‘Houtens DNA’, maar met déze genetische manipulatie heeft de SGP geen moeite. De SGP wil dit groen verstenen. Heeft elke Houtenaar dan recht op zijn eigen weiland en mag hier nooit gebouwd worden? Dat zal ik niet zeggen. Maar het gratuite “ruimte zat” en het populistische “wij weten wat de mensen willen” geven mij niet het gevoel dat hier veel ruimte is voor wie anders leeft.
Deze tekst wordt ook geplaatst op de website van Houtens Nieuws
Geen opmerkingen:
Een reactie posten