In het blad Onze Taal (2018/9 p22-24) schrijft Kaat Schaubroeck onder de titel Hoogachtende groetjes over "tobben met de e-mail-etiquette". In het artikel komt onder anderen etiquettespecialiste Brigitte Balfoort aan het woord. "Veel mensen weten niet goed welk register ze nog moeten hanteren", zegt ze. "Bij twijfel zou ik altijd gaan voor een hoger register. Ik heb nog nooit iemand horen klagen dat ik te beleefd was geweest. Maar zodra je bij wijze van spreken begint met kussen, moet je blijven kussen". Ze merkt op: "Een paar jaar geleden werd je zelfs door de bank aangesproken bij je voornaam, maar dat gebeurt nu weer veel minder". Deze opmerking is de aanleiding voor dit blog. Ik heb namelijk in Nederland geen enkele bank meer kunnen vinden die bereid is mijn naam voluit te schrijven. Dat was voor mij mede de reden om naar Duitsland uit te wijken, waar ik nog bij name gekend ben.
De gewoonte om de voornaam weg te laten of af te korten tot de eerste letter is een tamelijk nieuwerwetse gewoonte in ons land. Deze ontwikkeling heeft zich vooral het afgelopen decennium voorgedaan. Er heerst een merkwaardige misvatting dat het onbenoemd laten van de voornaam een teken van respect is. Zelf hecht ik heel erg aan respect - daarin ben ik uitgesproken conservatief - en misschien ook wel daardoor maak ik het zelden mee dat ik respectloos wordt behandeld. Maar ik voel mij zeker niet respectvoller bejegend door het wegmoffelen van vier letters uit mijn naam.
Om te beginnen heb ik een korte voornaam, van vijf letters. Die naam past op vrijwel elk pasje of invulformulier, een paar letters weglaten dient geen enkel redelijk doel. In de tweede plaats vonden mijn ouders dat je heet zoals je heet. Niet Johannes opschrijven en vervolgens Hans zeggen, maar je kinderen bij hun naam noemen. Eén voornaam is dan ook wel genoeg is, al hebben ze bij m'n jongere broertje en zusje wat gesmokkeld door er een tweede voornaam aan vast te plakken, zodat ze nog wat overgebleven familieleden konden vernoemen. Maar de roomse gewoonte om je kind de hele heilige familie of alle twaalf apostelen te laten meetorsen, kenden wij als zuinige calvinisten niet.
In Friesland geboren maar in het midden van het land opgegroeid, is mijn naam voor mij sterk identiteitsbepalend geweest. In elk nieuw gezelschap waar ik kwam, kreeg ik te horen: kom je uit Friesland? En hoewel ik daar maar een half jaar als baby gewoond heb, bleef ik mij er altijd van bewust een Fries te zijn. Mijn broer Dirk Lont is natuurlijk net zo Fries als ik, maar kreeg die reclameboodschap minder vaak mee. Mijn naamsbewustzijn is ook versterkt doordat wij gewend waren om de grootouders, evenals de omkes en muoikes, bij de voornaam te noemen: pake Dirk en pake Ytzen. Ik ben genoemd naar mijn moeders vader, lijk op mijn moeder en trok meer naar mijn moeders familie. Ik was meer Ytzen dan Lont. In zekere zin aanbad ik pake Ytzen en ik wilde zijn zoals hij. Iemand die Jan heet, komt al gauw een paar naamgenoten tegen in de klas en leert beseffen dat namen vrijelijk toebedeeld en uitgewisseld kunnen worden. Zo niet voor mij. Ik heet niet Ytzen, ik ben Ytzen.
Iemand bij zijn naam noemen is voor mij juist een teken van respect. Ooit had het weglaten van de voornaam zin. In de vroege historie mocht je het heilige of respectvolle niet benoemen. Het is de basis van het 'taboe'. Dit heeft te maken met de opvatting dat je door iets te benoemen het kunt vatten, vormen en beheersen. Of je roept juist onbeheersbare krachten over je heen. We hebben het eufemisme en de afkorting uitgevonden om dit te vermijden. De vreselijke ziekte K willen mensen niet horen of zien. Adam gaf alle levende wezens een naam en werd daarmee heerser over de natuur. Als natuurbeheerder werd hij verantwoordelijk voor de vraag of je de grote grazers van de Oostvaardersplassen moet bijvoeren of afschieten. De Joden spreken de naam van G'd niet uit. Waar zijn heilige naam JHWH ("Ik ben") geschreven staat, spreken zij van HaShem, de Naam. Elders staat Adonai, de Heer. Door de klinkers van Adonai in te vullen in de onspreekbare heilige naam, ontstond de niet-bestaande naam JaHoWaH of Jehovah, waar sommigen van getuigen.
Het is ook de reden dat kinderen hun ouders veelal niet bij de voornaam mogen aanspreken. Niet alleen zou dit te vriendschapppelijk zijn, maar ze zouden ermee over je kunnen heersen. Kinderen zijn dan de baas over hun ouders. Als ik kinderen had, zou ik hun duidelijk maken dat ze mij met vader, papa, haiti of heit - als enigen vanwege onze unieke band - mogen aanspreken. Maar het laatste wat ik zou willen is dat zij als enigen mij niet bij mijn naam zouden mogen aanspreken, omdat het mijn kinderen zijn. Als iemand mij bij name noemt, geef ik daardoor niet mijn gezag of ontzag uit handen. Daar ben ik dan weer te behoudend voor. Hetzelfde geld voor Meester Kees of Dominee Jan. Meester is de roeping, die respect vraagt, Kees de roepnaam van de persoon, die evenzeer respect vraagt.
Ook in tijden die minder ver achter ons liggen, had het weglaten van de voornaam een zekere zin, namelijk als het niet gaat om het individu, maar wat hij vertegenwoordigde. Zonder voornaam maar zeer voornáám. De man werd dan aangesproken als stamvader, hoofd van het gezin of landheer. Post gericht aan "de heer Y. Lont" is eigenlijk niet bestemd voor de persoon Ytzen maar betreft zijn gezin of het landgoed waar hij de heer van is. Maar ik ben nergens heer van. Het grappige is dat mijn (oud-)kamerhuurders van buitenlandse komaf mij vaak 'landlord' noemen, wat natuurlijk veel mooier klinkt dan 'verhuurder'. Maar hoewel ik een huis met tuin heb en mij daardoor grootgrondbezitter voel, heb ik geen landgoed en ook geen kinderen of personeel, ik vertegenwoordig niemand anders dan mijzelf. Het weglaten van vier letters uit mijn naam vindt ook daarin geen enkel doel.
Dus ik wil graag bij mijn volledige naam worden aangesproken. Mijn naam is niet heilig, ik heb er geen enkel probleem mee als iemand mijn naam per ongeluk verkeerd spelt - en post gericht aan mevrouw Lont, zoals zo vaak, roept bij mij slechts een lichte glimlach op. Maar bij een formele vermelding, zoals op mijn bankpas, zie ik mijn naam graag correct en volledig. Tot een jaar of tien geleden was dat geen enkel probleem. Ik heb altijd met mijn volledige naam in het telefoonboek gestaan en ook mijn girorekening stond op naam van Ytzen Lont. Ik was voluit tevreden klant. Totdat moeder ING (Wat Is Dat Voor Een Ding) de Postbank om zeep hielp. Inmiddels had ik een zakelijke rekening bij de Bizner-bank. Daar werd ik altijd correct en respectvol behandeld met mijn volle naam. Totdat moeder Rabo in een nieuw geval van infanticide haar deugdelijke dochter Bizner om zeep bracht. In de rouwperiode heb ik alle Nederlandse banken die ik kon vinden, aangeschreven en naast het stellen van zakelijke vragen uitgetest of ze mijn naam wilden accepteren. Geen van alle Nederlandse banken was bereid mij in te schrijven zoals ik heet.
In Duitsland, waar ik in de jaren '90 gewoond heb, kent men deze nieuwerwetse Hollandse onbebbelijkheid niet. Daar accepteert men - bij telefoongids of bank - met alle respect je naam zoals hij is. Wil je om praktische of persoonlijke reden een afkorting laten noteren, dan is dat geen probleem, maar heb je liever je naam voluit, dan kan dat gewoon. Naast zakelijke voordelen (degelijke waarborgen, goede service en alles gratis: bankrekening, transacties en creditcard) heb ik daarom nu een bankrekening bij de DKB in Berlijn ten name van Ytzen Lont in Houten. Mijn zakelijke rekening heb ik in Nederland, ten name van Stylo, met een pasje op naam van Y.T.Z.E.N. Lont. Dan maar een hele heilige familie in mijn naam. Al ben ik in Barneveld opgegroeid, ik heet Ytzen en niet Ei Lont.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten