“Meer banen in de creatieve industrie”, meldt de website van de regering vandaag. Dat is goed nieuws. Maar wat mij opvalt, is dat woord ‘industrie’. In het Engels is ‘creative industries’ denk ik een heel gewoon begrip. Maar in het Nederlands is het – nog – niet erg gebruikelijk om bedrijvigheid waarbij geen fysieke producten worden verwerkt een ‘industrie’ te noemen. Bij 'industrie' denken we toch vooral aan fabrieken. Hoe was het ook al weer? Even uit mijn hoofd: primaire sector is landbouw, visserij en mijnbouw (grondstofwinning), secundaire sector is industrie (grondstofverwerking), tertiaire sector is dienstverlening. Maar deze indeling is misschien al weer ouderwets.
Kunnen we in ‘creatieve industrie’ een anglicisme in zien? Het woordgebruik is ook weer niet per se fout, want ‘industrie’ betekent eenvoudigweg ‘nijverheid’ of ‘bedrijvigheid' (‘industrious’ is nijverig, ijverig, bedrijvig). De taal verschuift, denk ik. Het Genootschap Onze Taal heeft zich hier vast al eens in verdiept.
Bron: website www.regering.nl
PS 1. Achteraf toch nog maar even opgezocht in Van Dale (12e druk, 1992). Als eerste betekenis wordt gegeven "productief-technisch bedrijf", pas als vierde wordt genoemd, "bij uitbreiding, anglicisme": "grootscheepse ondernemingen die geen nijverheid zijn", met als voorbeeld "toerisme".
PS 2. Bij Onze Taal gezocht op het trefwoord industrie. Het woord wordt op de website verschillende keren zonder commentaar gebruikt in combinaties als filmindustrie, muziekindustrie, platenindustrie, dotcomindustrie en naamgevingsindustrie. Al deze voorbeelden staan echter duidelijk in een angelsaksische context.
Commentaar in forum
Geen opmerkingen:
Een reactie posten