woensdag 6 mei 2020

Verloren

Uit de kast
Het lot wijst een boek, bladzijde, zin en woord uit de kast
van Ytzen Lont

Pim Fortuyn is dood. 

Het is maandagavond 6 mei 2002. Vandaag achttien jaar geleden. 

Mijn moeder en ik zijn die maandagmiddag aangekomen in het Friese IJlst voor een weekje in onze caravan aan het water. De week van Hemelvaart. Het avondlicht strijkt over het water van de Geeuw. We hebben ons net geïnstalleerd, de koffie is gezet en we zitten klaar voor het journaal. Dan is er die omroepstem van Nederland 1, net voor de reclame: "Het programma wordt aangepast vanwege de aanslag op Fortuyn". Mijn moeder en ik kijken elkaar verbaasd aan. We weten van niets. Weer een taartgooier? Dan boinkt het journaal ons vakantiehuisje binnen. 

Pim Fortuyn is dood. 

Het lot
Deze week wil ik een oud idee weer oppakken. Een blog schrijven over een willekeurige, door het lot aangewezen tekst uit mijn archief of boekenkast. Gedreven door een rondwarend virus ben ik fanatiek begonnen mijn zolder op te ruimen. Als mijn nabestaanden de rommel achter mij moeten opruimen, dan moeten ze er op z'n minst bij kunnen. Een vriendin heeft mij op Bevrijdingsdag een cijferreeks gestuurd waarmee ik langs de stellingkasten ben gelopen. Stelling 2, kast 3, plank 6. Haar lotnummer leidt mij naar een tijdschriftbox die nog geen plek gevonden heeft. Kamerverkiezingen 2002. De cijfers sturen mij verder. Stof dwarrelt op en mijn adem stokt, als ik blader door het mapje Fortuyn vermoord. Uiteindelijk brengt het lot mij bij de Volkskrant van 7 mei 2002, de ochtend na de moord. Ik tel door naar regel 6 derde woord: "... onschuld heeft verloren". Zo heeft het lot beslist.

In drie minuten schrijf ik uit het hoofd drie vellen papier vol met associaties en herinneringen bij dit nieuws. Dit kan geen kort blogje worden en het móet vandaag geschreven worden. Het is chaos in m'n bovenkamer. Juist deze ene krant. Je kunt me midden in de nacht wakker maken en ik weet hoe deze voorpagina er uit ziet. Juist vandaag, 18 jaar na de moord. Die actueel blijft. Afgelopen week heb ik het bericht opgeslagen dat de moordenaar na 18 jaar definitief vrij is. Hij kreeg 18 jaar met aftrek van voorarrest. Mede naar aanleiding van dit vonnis is het maximum voor moord in Nederland verhoogd van 20 naar 30 jaar. Ik geloof niet dat zwaarder straffen helpt om misdaad uit te bannen. Maar ik heb nu wel voor het eerst ervaren hoe kort zo'n straf aanvoelt als je de mens kent die is omgebracht.  

Volkskrant 7 mei 2002 Fortuyn vermoord

Omstreden foto
Die voorpagina. Een grote foto over de volle breedte. Op de grond een dode man in keurig pak. Het lijkbleke gezicht, het bloeddoorlopen wondverband. De mond half open, de handen in plastic zakken verpakt. Deze onbeschaamde foto en fotograaf Robin Utrecht die stiekem over het hek van het afgesloten mediapark geklommen was, dit ging toch alle fatsoensnormen te buiten. En toch: dit en niets anders was het nieuws. Pim Fortuyn is dood. Als ik de hoofdredacteur was geweest, zou ik waarschijnlijk ook over mijn eigen grenzen zijn heengestapt. Want wat kan je op zo'n moment anders dan dit nieuwsbeeld brengen? 

Mijn eigen normen zijn met de tijd ook verschoven, al heb ik er nog wel een paar expliciete opvattingen over. Toen mijn vader overleed in 2001 heb ik met trillende handen stiekem een foto gemaakt van zijn lichaam in de kist. Ik schaamde mij er voor en heb het niemand verteld. Een dode fotografeer je niet. Hij is machteloos, kan niet weigeren, zich niet verweren, je doet er alles aan om zijn of haar waardigheid te beschermen. Dat is ook één van mijn bezwaren tegen cameratoezicht. Het is eenzijdig. De eerste bussen met camera liet ik aan mij voorbijgaan en nog niet zo lang geleden ben ik van dokterspraktijk veranderd omdat het menselijk oog daar was vervangen door een eenzijdige camera. Kijken naar een ander hoort wederkerig te zijn. Je kijkt elkaar aan. Ogen zijn de spiegel van de ziel. Je ziet hoe iemand reageert en je handelt daarnaar. Als kind al leren we om niet te staren maar na korte tijd bescheiden weg te kijken. Normen schuiven. Toen mijn moeder in 2012 overleed heb ik, in overleg met mijn familie, zonder al te veel aarzelen een paar foto's gemaakt. Het voelde respectvol in plaats van een inbreuk op haar waardigheid. Mijn aarzeling betrof wel het willen vasthouden van wat losgelaten moet worden. 

Schokkende beelden 
Vroeger werden in de media nooit doden getoond, nu steeds meer. Het nieuws mag getoond worden, maar als ik de baas zou zijn van het Journaal dan had ik wel een paar strikte instructies. Eén daarvan: gebruik gruwelijk nieuws niet in promo's of als 'logo' of beeldvullende achtergrondfoto, blijf het ook niet eindeloos herhalen. Het is te vergelijken met 'functioneel naakt' in speelfilms. Die moord, die aanslag, dat ongeluk mag getoond worden als het nodig is om het nieuws te brengen. Maar blijf het beeld - en de mensen die het betreft - met respect en zelfs 'taboe' behandelen, iets waar je eigenlijk niet aan mag komen, in een besef van kostbaarheid en kwetsbaarheid. Het gaat hier om respect; in hoeverre je "beelden die als schokkend kunnen worden ervaren" kunt tonen, is weer een andere kwestie. De foto van het lichaam van Pim Fortuyn vind ik ook vandaag nog schokkend, omdat ik het gevoel heb dat ik hem kende, al heb ik hem nooit ontmoet. Ik herinner mij andere schokkende beelden. Bijvoorbeeld een lynching van Engelse soldaten in Noord-Ierland, ook al was het geweld niet te zien. Waarom zo schokkend? Omdat we de twee mannen eerst in levende lijve zien, zich vastlopend in een woedende menigte. In een kort ogenblik leren we hen kennen en we hopen dat het goed afloopt. Dan even is er niks en daarna liggen ze daar dood. De politieagent die op wacht staat tijdens de aanslag op Charlie Hebdo in Parijs, die zich verweert met zijn arm: het dodelijke schot is er uitgeknipt, maar niet het schot is het schokkendst, maar dat afwerende gebaar. 

Over de dood van Pim Fortuyn ben ik nog steeds geschokt. Een mensenleven is wreed afgebroken. Op dezelfde voorpagina lees ik over het radiointerview net voor zijn dood: <<Fortuyn reageerde heel erg sprankelend>> en: <<Ruud de Wild vroeg hem: Hoe oud wil je worden? Fortuyn zei: 'Toen ik 14 was, wilde ik altijd 87 worden. En dat wil ik nog steeds.'>> 

Politiek stond ik niet aan zijn kant, integendeel, ik vond zijn opkomst zorgelijk en heb er ooit wakker van gelegen. Zijn columns in Elsevier gaven stof tot nadenken. Zelden was ik het met hem eens, maar een columnist mag ver gaan. Zijn idee dat ons leger Suriname moest binnenvallen, nou, dat kan de gedachten scherpen. Dat hij premier van Nederland wilde worden, leek mij een leuke stijlfiguur. Net zoals ik mij hierboven even voorstelde dat ik de baas zou zijn van het Journaal. Maar ik begon ongerust te worden, toen het langzaam tot mij doordrong dat het geen stijlfiguur was. 

Kogel van links
In de krant van 7 mei zijn al veel typeringen te lezen die we later nog vaak zullen horen. We zullen doorgaan "in de geest van Pim" wordt er gezegd en "de kogel kwam van links". Dat laatste is zowel een open deur als een mythe. Een open deur omdat als een 'rechts' iemand aangevallen wordt, de dader uiteraard 'links' gezocht moet worden. Een mythe omdat de harde kritiek van linkse politici niet de deur opent naar geweld. De moordenaar zal eerder door het lezen van Elsevier gemotiveerd zijn dan door het luisteren naar Rosenmöller. Toch moeten we op onze woorden passen, 'tegenstanders' altijd met respect bejegenen, niet op de man spelen. Dat is het verwarrende: er werd lelijk over Fortuyn gesproken, te lelijk, maar hij effende ook de weg waarop het gewoon geworden is dat er lelijk gesproken kan worden over anderen. Het begint met woorden, zei Arnon Grunberg eergisteren - 4 mei 2020 - bij de nationale Dodenherdenking in Amsterdam. 

Elite en volk
Nadat mijn moeder en ik die maandagavond in de caravan lange tijd verdwaasd naar het nieuws hadden zitten kijken, ben ik tegen de schemering naar buiten gegaan om even uit te waaien tijdens een wandeling over het grindpad langs de Geeuw. Toen mijn gedachten waren bezonken en ik terugging naar mijn moeder, besefte ik dat we in een andere wereld waren beland. Nederland zou nooit meer hetzelfde zijn. In Den Haag was een begrijpelijke maar beangstigende revolutie uitgebroken, die uiteindelijk gelukkig beperkt bleek te blijven tot één brandje in een parkeergarage. De ervaren en doorgewinterde politicus minister Klaas de Vries stond trillend met een papiertje in de hand alsof hij zijn eerst spreekbeurt moest houden de pers te woord. Zelden heb ik hem zo authentiek gezien. Bang, geschokt. Die avond besefte ik dat ik tot de 'elite' behoor en dat gevoel heb ik nog steeds, al heb ik geen idee wat dat inhoudt. Ik ben de zoon van een boerendochter en een bakkerszoon die timmerman werd, ik heb mavo en typen en van mijn opleiding nooit hoogst genoten. Toch behoor ik niet tot het volk maar de elite. Niet zozeer omdat ik geen fan ben van Mieke Telkamp of de Zangeres zonder Naam, maar omdat ik mij thuisvoel bij de Oude Politiek. Een politiek van vertegenwoordiging, afweging en redelijkheid. Respect voor de rechtstaat en instituties. Ik had meer vertrouwen in een stijve Klaas de Vries dan een sprankelende Pim Fortuyn. Tot 6 mei 2002 kon ik mijzelf misschien nog progressief noemen. Vanaf die dag was ik in één klap conservatief (dus "links"). Intussen voelt het volk zich een paar rechtse partijen en omroepen later nog steeds ongehoord, ook al interviewt het NOS Journaal nu iedereen op straat die toevallig een sirene heeft gehoord als er ergens een ongeluk is gebeurd. Dit is me het meest bijgebleven van de Fortuynisten en nu weer van de Trumpianen: dat verongelijkte gevoel van niet gehoord te worden. En misschien hebben ze daarin gelijk (maar misschien ook niet). 

Lost innocence, nonsense
De journalist Ian Burama maakte een week na de dood van Fortuyn korte metten met het idee van verloren onschuld. Ik tref het artikel aan in dezelfde map. Onder de kop What Pim en Diana had in common schreef hij op 14 mei 2002 in de Guardian: "Talk about the lost innocence of Dutch democracy, much aired in the Dutch press, is surely nonsense. When was Dutch democracy ever innocent anyway?" Hij concludeert: "This, then, is why Fortuyn and other telegenic populists, of whom we will probably see many more, score. They have no answers to our most pressing problems either, but at least they raise them in a way people can understand. Like Princess Diana, they manage to embody a multitude of often conflicting discontents".

Al ben ik geen Fortuynist, ik voelde me ook verloren en verdrietig - en nog wel - om deze man die zijn leven heeft verloren. 





Geen opmerkingen:

Een reactie posten