door Wim van Ancker in ESB 14-11-23 * Lees het hele artikel hier
[samenvatting] Rutte VI wilde €2,5 miljard euro in de kinderopvang investeren, maar dit blijkt vooral de hoge inkomens ten goede te komen. Een ‘mattheuseffect’ heet dat in de sociologie. “Aan ieder die heeft, zal gegeven worden en wel overvloedig. Maar aan degene die niet heeft, zal zelfs nog ontnomen worden wat hij heeft.”
Hoe moet het wel? De toeslagenaffaire heeft getoond hoe het niet moet: voorschotten die teruggevorderd kunnen worden, onzekerheid over de bedragen, ingewikkelde procedures. De nu voorgenomen overheidsinvestering in kinderopvang komt vooral de hoge inkomens ten goede, omdat de laagste-inkomensgroepen veel minder gebruik maken van kinderopvang – en als ze het toch doen, dan is dat voor minder uren per week. Bovendien kunnen de prijzen gaan stijgen als de overheid toch bijna alles subsidieert, waardoor ouders met lage inkomens meer eigen bijdrage moeten betalen.
Het fundamentele probleem van de kinderopvang in Nederland is een gebrek aan voldoende, kwaliteitsvolle plaatsen. De vraag is groter dan het aanbod. De overheid wil werken aanmoedigen en wil de kinderopvang daarom (bijna) gratis te maken voor wie werkt. Maar niet voor wie niet werkt. Als je wil dat mensen met jonge kinderen die nu níét werken, aan de slag gaan, dan moeten zij op een betaalbare plek in de kinderopvang kunnen rekenen. Want wie geen baan heeft, er eentje accepteert en dan geen opvang voor zijn of haar kinderen blijkt te hebben, kan dan nog niet aan het werk. Vooral voor kinderen die opgroeien in een kansarme omgeving wordt de kinderopvang onder de nieuwe regeling onbereikbaar. Kinderarmoede komt veel vaker voor bij gezinnen waar niet wordt gewerkt.
Dat is een politieke keuze. In Zweden is de kinderopvang ook toegankelijk voor wie niet werkt, en is er veel minder ongelijkheid in het gebruik, omdat ieder kind recht heeft op een plek in de kinderopvang en die plaatsen daadwerkelijk beschikbaar zijn
[samenvatting] Rutte VI wilde €2,5 miljard euro in de kinderopvang investeren, maar dit blijkt vooral de hoge inkomens ten goede te komen. Een ‘mattheuseffect’ heet dat in de sociologie. “Aan ieder die heeft, zal gegeven worden en wel overvloedig. Maar aan degene die niet heeft, zal zelfs nog ontnomen worden wat hij heeft.”
Hoe moet het wel? De toeslagenaffaire heeft getoond hoe het niet moet: voorschotten die teruggevorderd kunnen worden, onzekerheid over de bedragen, ingewikkelde procedures. De nu voorgenomen overheidsinvestering in kinderopvang komt vooral de hoge inkomens ten goede, omdat de laagste-inkomensgroepen veel minder gebruik maken van kinderopvang – en als ze het toch doen, dan is dat voor minder uren per week. Bovendien kunnen de prijzen gaan stijgen als de overheid toch bijna alles subsidieert, waardoor ouders met lage inkomens meer eigen bijdrage moeten betalen.
Het fundamentele probleem van de kinderopvang in Nederland is een gebrek aan voldoende, kwaliteitsvolle plaatsen. De vraag is groter dan het aanbod. De overheid wil werken aanmoedigen en wil de kinderopvang daarom (bijna) gratis te maken voor wie werkt. Maar niet voor wie niet werkt. Als je wil dat mensen met jonge kinderen die nu níét werken, aan de slag gaan, dan moeten zij op een betaalbare plek in de kinderopvang kunnen rekenen. Want wie geen baan heeft, er eentje accepteert en dan geen opvang voor zijn of haar kinderen blijkt te hebben, kan dan nog niet aan het werk. Vooral voor kinderen die opgroeien in een kansarme omgeving wordt de kinderopvang onder de nieuwe regeling onbereikbaar. Kinderarmoede komt veel vaker voor bij gezinnen waar niet wordt gewerkt.
Dat is een politieke keuze. In Zweden is de kinderopvang ook toegankelijk voor wie niet werkt, en is er veel minder ongelijkheid in het gebruik, omdat ieder kind recht heeft op een plek in de kinderopvang en die plaatsen daadwerkelijk beschikbaar zijn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten