Mijn bezoek aan de tandarts was een marteling. Sinds mijn vorige tandarts met pensioen ging, was dit mijn tweede controlebezoek aan de nieuwe tandarts. Vorige keer was ik de enige patiënt, nu was de behandeling van een eerdere patiënt uitgelopen en moest ik lang wachten. Aan wachten heb ik meestal geen hekel - wat maakt het uit waar ik ben - ik bén - maar er stond luide muziek aan in de wachtkamer, voor mij een martelgang. Ooit heeft de Hema in Houten speciaal voor mij de muziek in de hele winkel uitgezet, zodat het mij zou gelukken om een nieuw wit laken in de juiste maat uit het schap te pakken. Ik heb er al eens voor gepleit om in supermarkten speciale tijden in te stellen voor mensen die komen winkelen en mensen die naar disco willen luisteren. Mijn vorige tandarts liet altijd bewust de deur tussen de praktijkruimte en de wachtkamer openstaan - weinig 'doctor-patient confidentiality', het had met zijn visie op openheid te maken - waardoor de hoge tonen van zijn boor elk risico van muzikaal gedreun overstemden. Hier dreunde ik naar buiten en heb ik lange tijd in de zonnige vrieskou staan wachten, maar op een gegeven moment moest ik toch weer naar binnen en heb ik afwisselend mijn handen gevouwen en ogen gesloten - niet om hogere machten aan te roepen maar mij te focussen op het niets - of vingers in m'n oren gestopt. Volgende keer oordopjes mee, heb ik genoteerd in mijn agenda voor over zes maanden. Een vriendin van mij vertelde me vandaag dat ze om dezelfde reden bij haar huisarts ook altijd buiten blijft staan wachten.
Eindelijk was ik aan de beurt, ik ging languit liggen in wat nog steeds een stoel genoemd wordt maar eerder een bed is, zag een mooie gekleurde plaat boven mijn hoofd aan het plafond hangen en ik zuchtte: "wat een rust!" Toen hij klaar was en ik weer opstond, bedankte ik hem voor de rust, ik was weer helemaal hersteld. Bijna euforisch fietste ik naar huis over de witte paden in de vrieskou.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten