Maar ochtenden daar doe ik niet aan. Als thuiswerker, voor zover ik geen afspraken buiten de deur heb, sta ik nooit op zolang de zon niet is opgestaan. Wel hoor ik soms in de nacht in het donker drie maal een haan kraaien in de buurt, maar dan draai ik mij nog een keer om en verloochen ik het ochtendgloren. Ik weet dat een zonsopgang mooi kan zijn, maar nu voelt het als een nieuwjaarsduik in de vrieskou.
Helaas kan ik heel slecht tegen de donkere dagen, van jongs af aan al, het kost mij enorm veel energie, en dan heb ik het niet over de stroomrekening. Mijn gestel reageert extreem op licht/donker en geluid, zo zeer zelfs dat bij een wolk voor de zon op een heldere dag mijn spieren kunnen verkrampen. Dan moet ik even een ontspanningsmoment inlassen. Vooral de schemering is lastig. Het enige literaire gedicht (1) dat ik ooit geschreven en gepubliceerd heb (in elk geval literair in de zin van onbegrijpelijk), gaat ook over het late licht dat door het venster van de avond binnenvalt en dan verdwijnt, alsof het nooit geschenen heeft. Bij een lange autorit is de schemering vaak ook het moment dat ik een wegrestaurant opzoek en binnen ga schuilen tot de zon is verdwenen, omdat mijn alertheid onder het vage licht te lijden heeft. Als het eenmaal helemaal donker is en bij helder lamplicht dan gaat het wel weer. Ik ben erg blij met de verstelbare daglichtlampen die ik afgelopen jaar heb aangeschaft voor mijn woonkamer en de slaapkamer. Die helpen enorm. Ik hou van helder wit licht en blauwe luchten.
Het liefst ging ik in winterslaap. Tegen mijn huisgenoot zeg ik wel eens: "Ik ga naar bed, maak mij op 21 maart maar weer wakker".
(1) Het gedicht beJûn in Hjir juli 1991
Geen opmerkingen:
Een reactie posten