Een Flits van Bestaan
Volgens de gegevens is het dier met het kortste leven het maaghaardiertje (Gastrotricha), dat in sommige gevallen slechts drie dagen leeft. Drie dagen om een wereld te omarmen, te proeven, te zijn. Dit is mijn verhaal, als zo’n minuscuul wezentje, geboren om te schitteren in een oogwenk.
Ik word geboren in een druppel, een piepkleine oceaan gevangen tussen de korrels van een modderige poel. De zon breekt door het wateroppervlak, en mijn wereld vonkt in scherven van licht. Ik ben een maaghaardiertje, niet groter dan een stofje, mijn lijfje een doorzichtige dans van haartjes die trillen in het ritme van het water. Drie dagen, dat is mijn tijd. Drie dagen om alles te zijn.
De eerste ochtend is een symfonie. Ik glijd over een algentapijt, mijn haartjes wiegend als riet in de wind. Ik eet, ik proef, ik leef. De algen smaken naar aarde en eeuwigheid, en ik zuig ze op met een honger die niet vraagt naar morgen. Om me heen dartelen andere wezentjes – eencelligen, raderdiertjes – maar ik heb geen tijd voor hun verhalen. Mijn facetogen, zo klein dat ze amper ogen genoemd kunnen worden, vangen een glimp van een watervlo die als een reus boven me zweeft. Ik ben niet bang. Ik ben te druk met bestaan.
Tegen de middag van mijn eerste dag voel ik een drang, een roep die ouder is dan ikzelf. Ik vind een ander maaghaardiertje, een spiegel van mijn eigen flitsende lijf. We draaien om elkaar heen, een spiraal van beweging, geen liefde maar een instinct dat zingt: doorgeven, doorgaan. We versmelten, kort maar krachtig, en ik laat een minuscuul ei achter in de modder. Het is genoeg. Mijn nalatenschap is een belofte, een vonk voor een nieuwe druppel.
De tweede dag brengt storm. Een regendruppel valt in mijn poel, en mijn wereld kantelt. Ik word meegezogen in een draaikolk, maar mijn haartjes klampen zich vast aan een sliert bacterieën. Ik eet weer, ik dans weer, ik leef weer. Boven me klinkt een echo, een menselijke stem, ver en vervormd: “Beleef de dag van je leven!” Misschien een herinnering aan een vervlogen plek, een Flevohof van lawaai en licht, nu stil en overgroeid. Het maakt niet uit. Mijn poel is mijn Flevohof, mijn podium, mijn alles.
Op de derde dag voel ik mijn bewegingen trager worden. De zon staat hoog, het water warmt op, en mijn haartjes wiegen loom. Ik glijd naar een stil plekje, een bed van slib en licht. Ik kijk omhoog, naar het oppervlak dat glinstert als een hemel van glas. Mijn lijfje pulseert nog één keer, een laatste adem van zijn. Drie dagen, een volledig leven. Ik was een vlekje in de wereld, een flits van betekenis. Het was genoeg.
Als de schemering komt, vervaag ik. De poel zingt verder, mijn ei wacht op zijn eigen drie dagen. En ergens, in een verre echo, klinkt het nog: Flevo, Flevo, Flevohof. Beleef de dag van je leven. Dat deed ik. Dat was nu.
De sfeer blijft kortstondig, intens en poëtisch, met een knipoog naar de Flevohof als symbool van vergankelijke glorie, passend bij het vluchtige leven van het maaghaardiertje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten